Samenvatting: 1.1.1. Ontwikkeling
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van 1.1.1. ontwikkeling
-
1 1.1.1. ontwikkeling
Dit is een preview. Er zijn 55 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
functie van sensorische zenuwcel
geeft prikkels vanuit het lichaam door aan het centrale zenuwstelsel. Het gaat hier om exteroceptieve prikkels (pijn, aanraking en temperatuur) en proprioceptieve prikkels uit spieren, pezen en gewrichten. -
functie viscerale motorische zenuwcel
zenuwcellen van het sympatische deel van het autonoom zenuwstelsel nemen signalen over van alle zenuwen uit de wervelkolom en brengen deze naar de gladde spieren van bloedvaten en klieren en arrector pili spieren van de huid. -
Een typische rugzenuw komt uit het ruggemerg vanuit zenuwwortels die samenkomen tot twee zenuwwortels. Welke?
- Voorste wortel: motorische vezels, met zenuwlichamen in de grijze stof van de voorste hoorn van het ruggemerg, om effectororganen te bereiken.
- Achterste wortel: sensorische zenuwen die zenuwimpulsen uit sensorische receptoren in verschillende delen van het lichaam naar het centraal zenuwstelsel brengen. -
De voorste en achterste wortel komen samen in de tussenwervelschijf om daar een spinale zenuw te vormen, dit scheidt onmiddellijk in twee rami (takken van zenuwen). Welke + functie?
- Posterior rami: leveren zenuwvezels aan met slijmvlies beklede gewrichten van de wervelkolom, diepe spieren van de rug en overliggend huid.
- Anterior rami: leveren zenuwvezels aan de voorkant en aan de zijkant gelegen gebieden in de romp en aan de ledematen die aan de romp vastzitten. -
Welke vier krommingen zit er in een rug? Van boven naar beneden
cervicale lordose
thoracale kyfose
lumbale lordose
sacrale kromming -
De embryogenese duurt ongeveer 8 weken en bestaat uit verschillende stadia. Welke?
- Morulafase: 3-4 dagen in de eileider tot 32 cellen
- Blastulafase: in deze fasen ontstaan twee soorten cellen: embryoblasten en trofoblasten.
- Gastrulatie
- Neurulatie -
Gastrulatie is het begin van de morfogenese, de kiemlagen ontstaan. Dit gebeurt in de derde week van de zwangerschap. Welke kiemlagen zijn er en wat ontstaat eruit?
- Ectoderm, het buitenste kiemblad: epidermis, centraal en perifere zenuwstelsel, de ogen, de inwendige oren en bindweefsels in het hoofd, hypofyse.
- Endoderm, binnenste kiemblad: epitheliale bekleding van de luchtwegen en het spijsverteringskanaal, eicellen, sperma, lever, longen, blaas, schildklier, darmen en de thymus.
- Mesoderm, middelste kiemblad: Begin van alle skeletspieren, bloedcellen en de bekleding van bloedvaten, serosale bekleding van lichaamsholten, de kanalen en organen van het voortplantings- en uitsscheidingssysteem. Bron van alle bindweefsels, collageen, nieren, milt, bot en kraakbeen. -
Na de gastrulatie vindt de organogenese en neurulatie plaats. In de vierde week van de zwangerschap. Hoe gaat de neurulatie?
Bij de neurulatie wordt het centrale zenuwstelsel gevormd. Onder invloed van de primitieve streep wordt in het mesoderm de notochord gevormd. Dankzij de notochord wordt in het ectoderm de neurale plaat gevormd. De neurale plaat krijgt een buisachtige vorm richting het notochord: de neurale buis. Hersenen, het ruggenmerg en de perifere zenuwen komen voort uit de neurale buis. -
Het zenuwstelsel is verdeeld in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel. Deze kan ook weer onderverdeeld worden in autonoom en somatisch zenuwstelsel. Wat is het? Het autonome zenuwstelsel kan ook weer onderverdeeld worden. Hoe?
- CZS is de hersenen en ruggenmerg, PZS alle zenuwen
- Autonoom zenuwstelsel is onbewust, somatisch is bewust
- Sympatisch is actief tijdens stress en fysieke activiteit, parasympatisch is actief tijdens rust -
Uit welke drie onderdelen bestaat een neuron?
-cellichaam: hierin zit de kern dat het stofwisselingscentrum is.
- dendrieten: vertakte uitlopers die de stimuli ontvangen n naar het cellichaam vervoeren.
- axon: enkele, lange uitloper die impulsen naar andere cellen brengt.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden