Samenvatting: 1.2.1.
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van 1.2.1.
-
1 1.2.1.
Dit is een preview. Er zijn 32 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat scheiden de parasympatische zenuwcllen uit in het longparenchym? Zorgt het voor verwijding of vernauwing van de bronchiolen?
Acethylcholine, vernauwing -
Noradreneline en adrenaline, vernauwen of verwijding van de bronchien?
Verwijding -
Bij een relatief lage concentratie zuurstof in de alveoli, vindt er dan vasoconstrictie of vasodilatatie plaats in de longen? Waarom?
Er vindt vasoconstrictie plaats, door de verhoogde vasculaire weerstand, zal het bloed naar de zuurstofrijke alveoli stromen. -
Welke spieren zorgen voor de actieve uitademing?
Abdominal recti en de inner intercostaal spieren -
Welke cellen produceren surfactant? Wat is de functie van surfactant?
Type II alveolaire epitheelcellen
Verminderen van de oppervlaktespanning van water.
Water trekt andere watermoleculen aan, door deze spanning kunnen alveoli dicht klappen, surfactant voorkomt dat -
Er zijn drie groepen neuronen voor de ademhaling. Wat doet de dorsale ademhalingsgroep?
Regelt inademing en het ademhalingsritme -
Wat doet de ventrale ademhalingsgroep?
Regelt de uitademing -
Wat gebeurt er in de longen wanneer de pACO2 stijgt?
Bronchodilatatie
Verhoging alveolaire ventilatie -
Wat gebeurt er in de longen bij een dalende pAO2?
Vasoconstrictie
Perfusie daalt -
Wat is de fysiologische shunt van rechts naar links? Hoe verandert het de PO2?
Het toevoegen van zuurstofarmbloed aan het zuurstofrijke bloed.het zuurstofarmebloed komt van de longen, de shunt stroming. PO2 40+104 = 95
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden