Welvaart en woningbouw - Stedelingen en stadsbewoners

6 belangrijke vragen over Welvaart en woningbouw - Stedelingen en stadsbewoners

1. In decennia na WOII zijn door sociale wetenschappers uiteenlopende denkbeelden ontwikkeld over de ordening van de stedelijke woonomgeving, die het denken en handelen hebben beinvloed van vele deskundigen: politici, ambtenaren, stedenbouwers en architecten die bij het ontwerp, de inrichting en het beheer van de dagelijkse (woon)omgeving betrokken waren. Een bekend voorbeeld is de wijkgedachte. Wat houdt dit concept in?


De wijkgedachte:
  • de woonwijk
  • is een samenhangende
  • op zichzelf gerichte eenheid
  • met een overzichtelijke schaal
  • breed aanbod van voorzieningen
  • hecht sociaal netwerk

2. Waarom is de wijkgedachte een doorslaand succes geworden?

  • Biedt een sociaal kader aan de realisatie van het grootschalige bouwprogramma tbv volkshuisvesting
  • architecten zetten de wijkgedachte om in een nieuwe stedenbouwkundige vorm:
    • niet de wensen van de individuele bewoners bepalen de inrichting van de woonwijk en de woning
    • maar de structuur van de maatschappelijke constellatie zelf: 'Gemeenschappelijkheid boven particulier belang'.

3. Waarom blijkt in de praktijk niets terecht te komen van de wijkgedachte?


Halverwege de jaren 50 zien sociale wetenschappers dat stedelingen daar wonen waar ze een huis konden vinden of er via een wachtlijst zijn binnen gestouwd.
Bewoners werken elders, hebben hun kennissen elders en zoeken vertier elders.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart


4. De vrije, ongebonden stadsbewoner bestaat niet en is een mythe. Sinds de jaren 80 wordt met name gewezen op de verschillen tussen stadsbewoners onderling en de gegeven regionale en stedelijke situaties. De toenemende welvaart zorgde juist voor een grotere diversiteit in wonen, werken en verplaatsen.
Waartoe kunnen deze veranderingen worden herleid?

  • Versnelde verschuiving van het oorspronkelijke verband tussen opbouw en ligging van:
    • woonstraten
    • stadswijken
    • stedelijke agglomeraties
    • plattelandsregio's
    • én de samenstelling van de maatschappelijke constellatie (=samenspel van factoren) ter plekke.
  • fundamentele wijzigingen die zich toespitsen op een geleding van Nederland in gewesten
    • centrale gewesten, (Amsterdam, Rotterdam en Den haag)
    • perifere regio's als Oost-Groningen, Zuidoost-Drenthe, de Achterhoek en Midden- en Zuid-Limburg.

5. Op welke twee niveaus kan de dynamiek van de verstedelijking van Nederland na WOII worden geanalyseerd?

  1. Geleding van Nederland in gewesten
    1. centrale gewesten: Amsterdam, Rotterdam, den Haag
    2. perifere regio's: Oost-Groningen, Zuidoost-Drenthe, Achterhoek en Midden- en Zuid-Limburg
  2. Ontwikkeling van gewesten tot nieuwe stedelijke configuraties
    1. met kernstad als culturele donor
    2. suburbs als toevluchtsoord voor het toenemend ruimtebeslag van bewoners en bedrijfseenheden

6. Hoe kan de naoorlogse wooncultuur in Nederland worden getypeerd?


Als de uitkomst van het op elkaar inwerken van twee krachten:
  1. ordening van de woningmarkt door de overheid via
    1. subsidie van nieuwbouw
    2. planning van de bouwproductie
  2. suburbanisatie
    1. niet-planmatig
    2. ongecontroleerd

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo