Samenvatting: 3. Cognitivisme

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 59 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van 3. Cognitivisme

  • 1 3. Cognitivisme

    Dit is een preview. Er zijn 49 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • werkgeheugen: Welke rol spelen ‘rehearsal’  en ‘encoding’ in het werkgeheugen?

    Door te herhalen, ben je in staat om iets langer te onthouden. 

    Maintenance rehearsal is het herhalen van de informatie tot dat je in staat bent het te onthouden voor een bepaalde tijd. Om informatie permanent te kunnen onthouden, is ‘elaborative rehearsal’  of ‘encoding’ nodig.


    Encoding is het proces waarin inkomende informatie wordt gerelateerd aan informatie dat al aanwezig is in je geheugen, waardoor het makkelijker te onthouden is. Mensen categoriseren groepjes informatie zodat ze beter te leren en onthouden. Bijv. Een schema maken, ezelsbruggetjes (mnemonics: VOMIT), afbeelding, jezelf bevragen.
  • Via welke fasen wordt binnen de theorie van cognitive information processing verondersteld dat informatie verwerkt wordt?

    Sensory input --> sensory memory --> short term memory <-> long term memory

    De informatie komt vanuit de zintuigen in het zintuiglijk geheugen en vervolgens in het werkgeheugen om vervolgens opgeslagen te worden in het langetermijngeheugen. Er komt tegelijkertijd ook informatie vanuit het langetermijngeheugen in het werkgeheugen.
  • Leg uit hoe de verwerking van informatie in het geheugen verloopt volgens het cognitive information processing-model. Denk ook aan het ophalen en het belemmeren van ophalen van informatie.

    Na het plaatsvinden van de sensory input gaat de informatie naar het sensory memory. Door de processen selective attention, automaticity en pattern recognition verplaatst een gedeelte van de informatie naar het werkgeheugen. In het werkgeheugen zijn zeven slots die met behulp van chunking groter gevuld kunnen worden. Door rehearsal en encoding wordt de informatie opgeslagen in het langetermijngeheugen. Recall, recognition en encoding specifity zijn processen om informatie uit het langetermijngeheugen op te halen. Failure to encode en interference zijn twee van de verklaringen waarom informatie niet uit het langetermijngeheugen gehaald kan worden; failure to retrieve is de derde. 
  • Leg het proces tussen sensory memory en working memory uit.

    Selective attention: het vermogen om bepaalde informaten te selecteren en verwerken terwijl andere informatie tegelijkertijd genegeerd wordt. Dit wordt beïnvloed door 1) de betekenis van de taak, 2) overeenkomsten tussen gelijktijdige taken, 3) complexiteit van de taak en 4) persoonlijke kenmerken.

    Automaticity
    : taken zijn ‘overlearned’ of informatiebronnen worden een gewoonte, tot het niveau waarop de noodzaak om er aandacht aan te geven minimaal wordt.

    Pattern recognition
    : het proces waarbij stimuli uit de omgeving herkend worden als voorbeelden van concepten en principes die zich al in het geheugen bevinden.
  • Leg het proces tussen working memory en long term memory uit.

    Chunking: het vergroten van de capaciteit van het werkgeheugen door grotere eenheden te creëren.

    Rehearsal
    : Rehearsal is het herhalen of oefenen van informatie, waarbij het verplaatst wordt naar het lange termijn geheugen.

    Encoding
    : het verbinden van gerelateerde binnenkomende informatie met concepten en ideeën die al in het lange termijn geheugen zitten, op zo’n manier dat het nieuwe materiaal beter te onthouden is.
  • Leg het proces van het ophalen van informatie uit het long term memory uit.

    Recall: ophalen van informatie door aanwijzingen te krijgen.

    Recognition
    : ophalen van informatie door het te herkennen in bijv. multiple-choice.

    Encoding specificity
    : de cues die gebruikt zijn om iets te leren zijn de beste cues om een herinnering mee op te halen. 
  • Leg uit waarom het ophalen van informatie uit het long term memory kan mislukken.

    Failure to encode: de informatie kan niet opgehaald worden omdat het nooit aangeleerd.

    Failure to retrieve
    : de informatie kan niet opgehaald worden omdat er te weinig cues zijn.

    Interference
    : andere gebeurtenissen of informatie zitten in de weg voor effectief terughalen van informatie. Dit kan zowel eerder als later opgedane kennis zijn.
  • Onderscheid en beschrijf de verschillende representatiemodellen van het langetermijngeheugen.

    Network model: Het geheugen wordt gepresenteerd als een web van knooppunten, verbonden door relaties tussen concepten.

    Feature comparison model: Het geheugen wordt gepresenteerd als sets van bepalende kenmerken.

    Propositional model: Het geheugen wordt gepresenteerd als een netwerk van proposities (complexer, dus niet ‘vogel’ zoals in netwerk, maar zinnen als ‘de vogel heeft vleugels’ zijn de knooppunten. .

    Connectionist or PDP model: Het geheugen wordt gepresenteeerd als verbindingen tussen subsymbolische units in een proces.
  • Benoem de belangrijkste gevolgen van het cognitive information processing-model voor instructie en pas het toe op praktijkvoorbeelden.

    Providing organized instruction. Denk aan het gebruik van beelden en het aanbieden van informatie op diverse manieren.

    Arranging extensive and variable practice. Zo kunnen er meerdere cues gemaakt worden.

    Enhancing learners’ encoding and memory. Er zijn vaardigheden die aangeleerd kunnen worden om encoding en memory te versterken.

    Enhancing learners’ self-control of information processing. Metacognitie en bewust inzetten van geschikte processtrategieën kan aangeleerd worden. Sommige kunnen in directe opdracht (chunking), anderen moeten vergaand geoefend worden (zelfbevraging).
  • Beschrijf welke processen volgens Ausbel een rol spelen bij betekenisvol leren.

    Er zijn drie condities van belang bij betekenisvol leren:
    -De leerling moet gebruik maken van skills van een hoger niveau die horen bij betekenisvol leren.
    -Het te leren materiaal moet potentieel betekenisvol zijn.
    -Wat de leerlingen al weten moet gerelateerd worden aan wat ze moeten leren.
LET OP!!! Er zijn slechts 59 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart