Samenvatting: 5 Elektriciteit

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van 5 Elektriciteit

• 1 Een stroomkring maken

  Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat gebeurt er als er een elektrisch apparaat aanstaat?

  Dan stromen de elektronen door bepaalde onderdelen van dat apparaat.

• Hoe stromen elektronen?

  De elektronen stromen in een stroomkring. Een stroomkring bestaat uit een aantal onderdelen die er samen voor zorgen dat de elektrische stroom kan rondstromen waardoor een apparaat aangaat.  

• Waarvoor heb je isolatoren en geleiders nodig?

  De elektronen mogen niet zomaar overal heen kunnen stromen. Om de elektrische stroom te leiden, worden stroomdraden gebruikt.

• Stroomdraad bestaat uit twee soorten materialen. De binnenkant is van metaal en de buitenkant van kunststof. Waarom is dit?

  Zodat de elektronen naar de bron gaan en niet het stroomdraad verlaten. De binnenkant (metaal=geleider) zorgt dat de elektronen naar de bron gaan en omdat de buitenkant van kunststof is (kunststof=isolator) verlaten de elektronen het stroomdraad niet.

• Wat kun je zeggen over de stroom van elektronen in een stroomkring?

  Als een batterij wordt aangesloten op een stroomkring, stromen de elektronen van de minpool naar de pluspool. Ze stromen van de plek waar veel elektronen zitten, naar de plek waar weinig elektronen zitten.

• 1.1 Begrippen stroomkring

  Dit is een preview. Er zijn 14 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is weerstand in een stroomkring?

  Een weerstand is een onderdeel van de stroomkring dat ervoor zorgt dat de elektrische stroom niet te snel van de minpool naar de pluspool kan stromen.

• Als je een batterij, stroomdraden en een lampje hebt, welk onderdeel zorgt voor de weerstand?

  Het lampje zorgt dat de stroom elektronen afremt.

• Hoe wordt de grootte van stroom gemeten?

  De grootte van de stroom wordt gemeten in ampère, afgekort met de letter A.

• Noteer welke stoffen geleiders zijn en welke isolatoren.glas, ijzer, koolstof, koper, lucht, plastic, rubber.

  Geleiders:
  

  • ijzer
  • koolstof
  • koper

  Isolatoren:
  

  • glas
  • lucht
  • plastic
  • rubber 
    

• Lees de stroomsterkte af van de afbeelding.

  0.23 A