Toezichthoudende bevoegdheden en dwangmiddelen - aanhouden, staande houden etc - betreden van plaatsen, schouw rondkijken en doorzoeken

in het WvSv en de AWBI. Globaal genomen is de bevoegdheid tot binnentreden (waar, wanneer en wie) geregeld in het WvSv en zijn daarbij in acht te nemen vormen te vinden in de AWBI. 

ter aanhouding van de verdachte mag een opsporingsambtenaar elke plaats betreden, een woning, winkel, tuin, schuurtje, voertuig; echter bevat artikel 2 AWBI een belangrijke beperking indien het gaat om een woning (en de bewoner geen toestemming tot binnentreden geeft) tenzij ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen niet met binnentreden kan worden gewacht.

zie artikel 3 AWBI onder a, b, c. 

buiten heterdaad mag zelfs met een machtiging niet worden binnengetreden in door de wet genoemde 'vrijplaatsen'. 

NEEN; het is hen niet geoorloofd om woningen binnen te gaan (tenzij met toestemming van de bewoner) of de vrijplaatsen uit artikel 12 AWBI te betreden. 

JA. 

in artikel 151 Sv en het betreft het betreden van een plaats om de situatie ter plekke of een slecht verplaatsbaar voorwerp te bekijken. Deze bevoegdheid is m.n. van belang met het oog op de reconstructie van gebeurtenissen welke zich daar afspeelden. 

een machtiging tot binnentreden krachtens de AWBI.

zie artikel 5 lid 1 AWBI: ten hoogste 4 afzonderlijk te omschrijven woningen. 

indien de betreffende plaats een woning betreft dient weer een machtiging op grond van de AWBI aanwezig te zijn.

in de zin van het NL strafprocesrecht wordt onder woning verstaan een van de buitenwereld min of meer afgesloten ruimte die daadwerkelijk wordt gebruikt om een privaat huiselijk leven te leiden. een belangrijk criterium daarvoor is of zij mede is ingericht om er de nachtrust te genieten. Het kan gaan om afzonderlijke woningen maar ook om afgezonderde gedeelten van gebouwen zoals flats en appartementen, en zelfs keten, barakken, tenten, kampeerwagens en vaartuigen. 

op het nemo tenetur beginsel: men heeft de verdachte niet willen noodzaken bewijs tegen zichzelf te verschaffen.

algemene betredingsbevoegdheden (=bijv. artikel 9 Opiumwet) en andere bevoegdheden of handelingen verbonden aan specifieke betredingsbevoegdheden (de bevoegdheden tot betreden kunnen zowel afzonderlijk en uitdrukkelijk zijn geformuleerd als besloten liggen in andere verder strekkende bevoegdheden.

artikel 9 1e lid onder b Opiumwet: in deze bepaling wordt het doel van de betreding slechts in heel algemene zin (ter opsporing) omschreven. 

de bevoegdheid die in artikel 96 Sv aan opsporingsambtenaren is verleend ter ibn; ze geschiedt met een specifiek doel: nl. ten ibn. Andere specifieke bevoegdheden tot plaatsbetreding zijn die tot aanhouding en schouw (150 en 192 Sv) en het verhoor van een verhinderde verdachte, getuige of deskundige (202,212,234 Sv). Soms ligt de bevoegdheid tot het betreden van plaatsen opgesloten in onder meer het doorzoeken ter ibn (97 e.v. en 110 Sv). 

het zich de toegang verschaffen (dat impliceert een betredingsbevoegdheid), het dmv een vordering tot stilstand brengen van het vervoermiddel en het vervoermiddel naar het politiebureau (laten) brengen. Het woongedeelte van een vervoermiddel is van deze doorzoekingsbevoegdheid uitgezonderd!!!!

zie artikel 51 Wet wapens en munitie en artikel 9 1e lid aanhef en onder a Opiumwet. 

dat de RB bevoegd is daartoe met de personen door haar aangewezen elke plaats te betreden.

op grond van een aantal bijzondere wetten en op grond van artikel 96 Sv. 

door de RC die enig onderzoek in de zaak verricht (artikel 104 Sv).

aan de RB.

of een bepaalde bevoegdheid tot het binnentreden van een woning is verleend, vervolgens welke voorwaarden de AWbi verbindt aan het binnentreden (bijv. een machtiging). 

NEEN; het AWbi zelf niet, daarvoor moet het WvSv (of een bijzondere wet) worden geraadpleegd.

de onmogelijkheid om zich te legitimeren en het doel van het binnentreden bekend te maken leidt niet tot onbevoegdheid tot binnentreden.

uiteraard. Wel dient toestemming expliciet te blijken!!!!

dat het meisje bewoner is is duidelijk. veelal wordt aangenomen dat opsporingsambtenaren alleen op de wilsverklaring mogen afgaan van iemand die het oordeel des onderscheids heeft. Van kleine kinderen zal dit moeilijk kunnen worden gezegd, het is echter lastig te bepalen wanneer dit dan wel kan. Als het kind 'onbekwaam' wordt geacht moet aan de vereisten van artikel 2 AWBI zijn voldaan. 

NEEN; zie artikel 110 Sv. 

NEEN; hij moet zich beperken tot zoekend rondkijken en het ibn van voor de hand liggende voorwerpen. Alles dat verder gaat dan zoekend rondkijken is aan te merken als doorzoeken. 

hij mag de situatie ter plaatse bevriezen; hij kan gebruik maken van de ordemaatregelen zoals omschreven in artikel 124 en 125 Sv. 

dat een opsporingsambtenaar het woongedeelte van een vervoermiddel zonder toestemming van de bewoner mag betreden en doorzoeken. Voor de bevoegdheid tot het betreden van dat gedeelte moet de ambtenaar ten rade gaan bij artikel 96 1e lid Sv.

dat dit artikellid aan de hovj de bevoegdheid verleent bij dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de ovj niet kan worden afgewacht om plaatsen text-decorationmet uitzondering van woningen en kantoren van geheimhouders te doorzoeken.

wel krachtens artikel 96 Sv i.c.m. artikel 3 1e lid Awbi.

omdat de hovj ook de situatie ter plaatse kan bevriezen (artikel 96c 4e lid jo 96 2e lid Sv).

JA; artikel 110 Sv. 

NEEN, lees het artikel 3 Awbi.

De schouw verschaft op zichzelf geen bevoegdheid tot ibn; wel kan igv voortgezette toepassing tot ibn worden overgegaan. dat kan uiteraard alleen indien voldaan is aan de voorwaarden gesteld in artt. 95, 96, 96b of 97 Sv aan de ibn.

NEEN; een openstaande deur impliceert op zichzelf geen uitnodiging aan opsporingsambtenaren om het pand te betreden. Van toestemming moet blijken en voorafgaand dient om toestemming te worden gevraagd (artikel 1 4e lid Awbi). Toestemming kan dus niet zomaar worden aangenomen.

huiszoeking in advocatenkantoor, er werd geoordeeld dat dit inmenging in privéleven betrof beschermd door artikel 8 EVRM.