Samenvatting: A.s
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van a.s
-
3 De bouw van de cel
Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de eigenschappen van de celkern/nucleus?
1. Stuurt alle stofwisselingsactiviteiten in de cel aan
2. Bevat alle informatie voor erfelijke eigenschappen van het individu
3. Onmisbaar, zonder celkern kan de cel niet in leven blijven.
4. In de celkern zijn kernlichaampjes, bevatten kernzuur RNA(ribonucleinezuur) -
Wat zijn de eigenschappen van chromosomen?
1. Chromosomen bestaan uit eiwitten waaromhaan een groot molecuul is gewikkeld
2. Molecuul is het kernzuur DNA(desoxyribonucleinezuur)
3. Celkern regelt alle activiteiten in de cel dankzij het DNA -
Wat voor functie hebben ribosomen in het lichaam?
1. Ribosomen hebben hun eigen rna/ rrna
2. Rrna wordt in de kernlichaampjes aangemaakt.
3. Belangrijke rol bij de eiwitsynthese
4. Losse ribosomen maken eiwitten die de cel zelf nodig heeft
5. Ribosomen van het endoplasmatisch reticulum maken eiwitten voor buiten de cel
6. Eiwitten worden de cel uit getransporteerd, Bijv hormonen en enzymen. -
4 transport in en uit de cel
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de factoren die diffusie en osmose beinvloeden?
1. Concentratieverschil
- hoe groter de concentratieverschil, hoe sneller de diffusie/osmose verlopen
2. Temperatuur
- moleculen zijn altijd in beweging, beweging wordt heviger als de temperatuur stijgt, hierdoor verloopt diffusie/ osmose sneller
3. Diffusieafstand
- hoe kleiner de afstand, hoe sneller de proces verloopt
4. Diffusieoppervlak
- hoe groter het oppervlak van de half doorlaatbare wand, hoe sneller het proces verloopt.
5. Stroperigheid/viscositeit
- hoe stroperiger de vloeistof, hoe langer het proces duurt
- beweging van stroperige vloeistof verloopt veel langzamer -
Hoe werkt de enzymatische pomp/ actief transport?
1. Hierbij worden de te vervoeren deeltjes met behulp van enzymen door de celmembraam gesluisd
-enzymen zijn een soort hulpstoffen die bij allerlei cel activiteiten worden ingezet
- vervoersenzymen bevinden zich in het celmembraam
1. Aan de ene kant bindt zich het deeltje van het enzym
2. Vervolgens vervoert de enzym het deeltje door het membraam heen.
3. Eenmaal door het membraam laat het enzym het deeltje los
3. Deze manier van transport is te vergelijken met een draaideur
- Aan de ene kant erin, aan de andere kant eruit
- De draaideur (het enzym zelf) blijft zitten -
Wat is blaasjestransport/ actief transport?
1. Blaasjes transport wordt endocytose genoemd
- Endocytose is het opnemen van stoffen die zich buiten de cel bevonden
2. Als de opgenomen deeltjes een vaste stof vormen fagocytose
3. Stoffen kunnen via blaasjes ook de cel uitgewerkt worden
- dit proces heet exocytose -
5 celstofwisseling
Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe gebeurt de opbouw en afbraakreacties in het lichaam?
1. Stofwisseling/metabolisme
- verzamelnaam voor alle scheikundige reacties die in levende cellen plaatsvindt
- Ene stof wordt omgezet in een andere stof waar de cel behoefte aan heeft
2. Stofwisselingsreacties zijn in twee soorten te verdelen
- opbouwreacties
- afbraakreacties -
Hoe vinden opbouwreacties plaats in het lichaam?
1. Ook wel anabole reacties genoemd
2. Zijn omzettingen waarbij kleinere moleculen samengevoegd worden tot grotere
- Deze reacties kosten energie
- Zo gevormde moleculen worden ingebouwd in de cel
- Worden gebruikt bij de groei en herstel van delen van het lichaam
3. Omdat er sprake is van het maken van bouwstoffen noem je dit proces
- Assimilatie } kleine moleculen samenvoegen tot een groot molecuul waarbij energie wordt gevormd -
Hoe vinden afbraakreacties plaats in het lichaam?
1. Ook wel katabole reacties genoemd
2. Gebeurt het omgekeerde als bij assimilatie
- Energie komt hierbij vrij die gebruikt kan worden voor assimilatie of andere energie vragende processen(bewegen, warmteregulatie)
3. Omdat er sprake is van afbraak van stoffen noem je dit proces
- dissimilatie } afbrak van stoffen -
Hoe ontstaat er verbranding in het lichaam?
1. Veel voorkomende afbraakreactie is verbranding
- Verbranding is een chemische reactie waarbij een brandstof reageert met zuurstof
- Bij verbranding is altijd zuurstof nodig
2. Verbranding/aerobe dissimilatie
3. Doel verbranding in de cel } verkrijgen van energie voor het uitvoeren van allerlei activiteiten
4. Brandstof in de cel is meestal glucose
5. Naast energie dat ontstaat bij verbranding ontstaan ook afvalstoffen
- koolstofdioxide en water
- koolstofdioxide is een afvalgas dat wij uitademen
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden