Samenvatting: A3 Biologische Effecten Ten Gevolgen Van Röntgenstraling

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van A3 Biologische effecten ten gevolgen van röntgenstraling

• 1 A3 Biologische effecten ten gevolgen van röntgenstraling

  Dit is een preview. Er zijn 28 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• De effecten kunnen zeer uitlopend zijn, waarom?

  De cellen in de organen hebben een verschillende stralingsgevoeligheid hebben maar ook een verschillende functie.

• Wat is het verschil tussen acute en late effecten?

  - Acute effecten: treden op binnen enkele uren tot maanden na de bestraling
  - Late effecten: na enkele of tientallen jaren.

• Wat treedt er op bij algemene acute effecten in het bestraalde gebied? 

   vaat- en bindweefselveranderingen 

• De late effecten omvatten vooral de inductie van nieuwvormingen en een versnelde veroudering van het lichaamsweefsel. Is dit juist?

  Ja. 

• Bij het toedienen van een hoge doses binnen korte tijd zijn specifieke effecten te verwachten. Wat treedt er op bij een dosis van 5 gray en meer? en hoe wordt dit gekarakteriseerd? 

  Beenmergsyndroom - gekarakteriseerd door onvoldoende aanmaak van nieuwe bloedcellen

• Bij het toedienen van een hoge dosis binnen korte tijd zijn specifieke effecten te verwachten.Wat treedt er op bij een dosis boven de 10 gray? en hoe wordt dit gekarakteriseerd?

  Darmsyndroom - afsterving van darmepitheel

• Bij het toedienen van een hoge dosis binnen korte tijd zijn specifieke effecten te verwachten.Wat treedt er op bij een dosis van enkele tientallen gray? en hoe wordt dit gekarakteriseerd?

  centrale-zenuwstelselsyndroom - door beschadiging zenuwcellen

• De duur van de latentieperiode is afhankelijk van ........ 

  de grootte van de ontvangen dosis. Bij een hoge dosis is de latentietijd kort.

• Bij een lagere dosis kan de latentie tijd enkele dagen bedragen. Is dit juist?

  Nee, bij een lagere dosis kan de latentietijd jaren bedragen.

• De tijdsspanne waarin het optreden van effecten het meest waarschijnlijk is, wordt de ........ genoemd.

  risicoperiode