Samenvatting: Aan6 Externe Verslaglegging
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van AAN6 Externe verslaglegging
-
Samenvatting
Dit is een preview. Er zijn 117 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 17/05/2015
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe is de historie van de verslagleggingsnormen
1973: International Accounting Standards Committee (IASC), tegenwoordig de International Accounting Standards Board. De IASB is aanvankelijk begonnen met het publiceren van vrij algemene standaarden, genaamd International Accounting Standards (IAS), tegenwoordig International Financial Reporting Standards (IFRS). Hierin werden vooral de bestaande goede praktijken in verschillende landen gecodificeerd. Vanaf 2005 is IFRS voor de geconsolideerde jaarrekeningen van beursgenoteerde ondernemingen verplicht (hebben dus een wettelijke status). -
Welke verschillende vormen van externe verslaglegging zijn te onderscheiden
- Systematische informatieverschaffing: Vaste periodiciteit, bijv. jaarrekening en jaarverslag en heb publiceren van kwartaal- of halfjaarcijfers.
- Incidentele informatieverschaffing: Er wordt naar aanleiding of ten behoeve van een bepaalde transactie informatie verschaft, bijv. persberichten over een overname of een emissieprospectus -
Hoe ziet het tijdschema voor de verslaglegging eruit
- 31 december: balansdatum
- 31 mei: uiterste datum opstellen van de jaarrekening en oordeel commissarissen (bij ter beurze genoteerde ondernemingen werd dit in 2008 4 maanden, dus 30 april)
- 30 juni: uiterste datum vaststellen door de AVA
- Deponering bij het Handelsregister binnen 8 werkdagen na de datum van de AVA
Met instemming van de AVA kan de datum van opmaken met 6 maanden worden uitgesteld (mits de onderneming niet beursgenoteerd is). Binnen 2 maanden daarna dient dan de jaarrekening door de AVA te zijn vastgesteld en goedgekeurd, en te zijn gepubliceerd. -
Welke 2 grondbeginselen beheersen de financiele overzichten
De opstelling van financiële overzichten wordt beheerst door 2 grondbeginselen:
- Aangroei (accrual)
Het aangroeibeginsel (accrual basis) houdt in dat transacties worden verwerkt wanneer zij zich voordoen, ongeacht het moment waarop zij resulteren in in- of uitgaande kasstromen.
- Continuïteit (going concern)
Het continuïteitsbeginsel (going concern) houdt in dat ervan wordt uitgegaan dat de organisatie haar bedrijf in de afzienbare toekomst zal voortzetten.
Wanneer een bedrijf niet "going concern" is dan betekent dat het bedrijf failliet is. Aka "Going Concern Value". -
Welke twee kapitaalinstandhoudingsbegrippen zijn er
- Financiële kapitaalinstandhouding (Financial capital maintenance) waarbij
vermogensgroei en –afname wordt gemeten in financiële termen en winst en verlies dienovereenkomstig worden bepaald.
- Fysieke kapitaalinstandhouding (physical capital maintenance) waarbij
vermogensvoor- of achteruitgang wordt gemeten in termen van fysieke
productiecapaciteit. Er is hier dus alleen sprake van winst als het vermogen uitgedrukt in termen van fysieke productiecapaciteit is toegenomen. -
Hoe wordt de boekwaarde van een niet monetaire activa berekend
A = H * P
A = boekwaarde niet-monetaire activa
H = hoeveelheid aanwezige productieve prestaties
P = prijs per eenheid (prijsbasis of prijsgrondslag)
Met de hoeveelheidsfactor (H) is niet bedoeld het aantal stuks van de activa weer te geven, maar om aan te duiden over hoeveel toekomstige prestaties de onderneming beschikt. -
Op welke twee manieren kan je de opbrengstwaarde van productiemiddelen bepalen
Directe opbrengstwaarde
Indirect opbrengstwaarde -
Wat wordt er verstaand onder de vervangingswaarde
het bedrag dat nodig zou zijn om in de plaats van een actief dat bij de bedrijfsuitoefening is of wordt gebruikt, verbruikt of voortgebracht, een ander actief te verkrijgen of te vervaardigen dat voor de bedrijfsuitoefening een in economisch opzicht gelijke betekenis heeft”
of
het bedrag dat nodig is voor het verkrijgen van een naar soort, kwaliteit, staat en ouderdom gelijkwaardig goed -
Welke soorten onderscheidt men in het matchingbeginsel (3)
- Producttoerekening (product matching)
Uitgaven worden geactiveerd onder vaste activa of als voorraden, totdat de
desbetreffende productiemiddelen zijn verbruikt voor verkochte producten.
- Periodetoerekening (period matching)
Je activeert bepaalde uitgaven eerst, maar vervolgens reken je ze op basis van de verwachte gebruiksduur toe aan perioden.
- Het onmiddellijk als kosten boeken van uitgaven (geen matchingbeginsel)
Dit doe je wanneer niet zeker is dat er een toekomstige opbrengst door ontstaat, op grond van het principe van voorzichtige waardering -
Welke twee waarderingsmethoden kent het nominalisme
- Waardering op basis van historische kosten (traditioneel nominalisme)
Vaste activa en voorraden worden gewaardeerd tegen historische kosten en monetaire activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
- Waardering tegen fair value.
Activa en passiva worden gewaardeerd tegen fair value, want de historische kostprijs houdt geen rekening met wat er na de aanschaf met prijzen van goederen gebeurt (geen herwaardering).
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden