Kaarten, kaartvaardigheden en kaartbeeld - Kaarten lezen: kaartvaardigheden - Kaartoriëntatie (richtingen en plaatsbepaling)
6 belangrijke vragen over Kaarten, kaartvaardigheden en kaartbeeld - Kaarten lezen: kaartvaardigheden - Kaartoriëntatie (richtingen en plaatsbepaling)
Het zich kunnen oriënteren op kaarten is een belangrijke kaartvaardigheid. Welke twee deelvaardigheden onderscheiden we om je op kaarten te kunnen oriënteren?
2. Plaatsbepaling (ligging).
Voor oriëntatie in de werkelijkheid en op plattegronden maken we gebruik van begrippen om richting aan te geven. Noem voorbeelden (3).
- noorden, zuiden, oosten, westen, windroos, noordpijl.
- Absolute en relatieve windrichtingen.
Vroeger werd vaak het oosten als bovenkant aan de kaart getekend, waarom?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
We maken verschil tussen relatieve en absolute windrichtingen, wat zijn deze verschillen?
- Relatieve windrichtingen: lastig, omdat ze uitgaan van wisselende startplaatsen. Je moet in gedachten telkens een kompas of windroos op de kaart leggen, bij de plaats die je als vertrekpunt of standplaats neemt.
Er zijn twee soorten plaatsbepalingen of absoluut lokaliseren om de ligging van een plaats te bepalen of snel op te kunnen zoeken. Welke?
2. Het coördinatenstelsel: gebruikt op wereldschaal sinds einde 19e eeuw. Graden + minuten + seconden = graadnet, om de exacte ligging van een plaats op aarde aan te geven.
Wat is er bijzonder aan de meridiaan van 180 graden? (3)
- Vanuit Greenwich naar het oosten, wordt het later. Naar het westen, wordt het steeds vroeger.
- Tijdsverschil van 24 uur.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden