Samenvatting: Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Aarde

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Aarde

• 2.1 De opbouw van de aarde

  Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Vertel over de kern van de aarde.

  • Het binnenste deel van de aarde waar warmte ontstaat. 
  • Bestaat uit nikkelijzer, radioactieve elementen die warmte produceren.
  • Helemaal binnen zit een vaste binnenkern en daaromheen een vloeibare buitenkern.

• Vertel over de mantel van de aarde.

  • Het deel van de aarde waar de aardkorst op drijft. 
  • Bestaat uit zwaardere gesteenten
  • Wordt vanuit de aardkern verwarmd
  • Door verwarming zet het gesteente uit, wordt lichter en stijgt in de richting van de aarde. 
  • Er ontstaan de convectiestromen.

• Welke twee soorten aardkorsten zijn er?

  Oceanische aardkorst:  zwaar gesteente basalt 
  
  Continentale aardkorst:  licht gesteente graniet

• Vertel over de korst van de aarde (lithosfeer).

  • Bestaat uit licht gesteente
    
  • De oceanische korst (8km) = basalt
  • De continentale korst (40km) = graniet

• Uit welke gesteente bestaat de oceaanbodem? Hoe dik is het?

  Dun, bestaat uit zware gesteente bazalt.

• 2.2 Platentektoniek en aardbevingen

  Dit is een preview. Er zijn 17 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat zijn de aardplaten (schollen)?

  Delen van de aardkorst die als geheel bewegen ten opzichte van andere platen.

• Hoe ontstaan divergente breuken?

  Doordat de aardkorst continue in beweging is door de convectiestromen komt er heet magma tegen de aardkorst aan. Het magma stroomt zijwaarts weg en neemt stukken van de aardkorst mee waardoor er lava naar buiten kan stromen. 
  
  > de ruimte wordt opgevuld met lava. Stolt tot basalt en er ontstaat een nieuwe oceaanbodem

• Wat gebeurt er bij de convergente plaatgrenzen tussen oceanische en continentale plaat?

  > De oceanische plaat duikt onder de continentale (= subductie)
  > Daar ontstaat een diepe sleuf in de zeebodem (= diepzeetrog) 
  > Gebergte op het land
  > Aan landzijde van gebergte komt (explosief) vulkanisme voor.
  

• Wat gebeurt er bij de convergente plaatgrenzen tussen twee continentale platen?

  > Platen zijn even zwaar.
  > Op grens ontstaat plooiingsgebergte.
  (vb: Oeral, Hymalaya)  

• Wat gebeurt er bij de divergende plaatgrenzen tussen twee oceanische platen?

  > De bodem van oceaan breekt.
  > Er ontstaat een nieuwe aardkost.
  > Gebergtevorming
  > Vulkanisme
  > Dicht bij de oceanische rug is een jong gesteente
  > Ver van de oceanische rug is een oud gesteente