Samenvatting: Adolescentie: Een Klinische En Gezondheidspsychologische Benadering | 9789035809987 | projectteam Nele Jacobs, et al
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Adolescentie: een klinische en gezondheidspsychologische benadering | 9789035809987 | [projectteam Nele Jacobs, cursusteamleider en auteur, ... et al. ; projectcoördinator Harrie Adriaens ; red. Jan Hendriks].
-
5 Het geweten
-
5.3.5 Externaliserende problemen
Dit is een preview. Er zijn 31 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.3.5
Laat hier meer flashcards zien -
Noem twee vormen van externaliserend probleemgedrag:
a. Crimineel gedrag
b. Externaliserende stoornissen.
-
Wat zijn vormen van criminaliteit die in een bepaalde cultuur of omgeving als normaal wordt beschouwd?
Voorbeelden: niet teruggeven van teveel aan wisselgeld, privé gebruik van internet op het werk, milieuschadelijke stoffen in de vuilniszak stoppen.
-
Is de jeugdcriminaliteit de laatste tijd toegenomen?
Van der Laan (2002), meent op grond van de cijfers over de laatste twintig jaar dat van een sterke stijging geen sprake is. Hij maakt echter een uitzondering voor de gewelddadige jeugdcriminaliteit die wel degelijk stijgt. Deze ontwikkeling wordt geïllustreerd door cijfers van justitie.
-
Hoe zien de criminaliteitstatistieken eruit in de adolescentie?
De criminaliteitstatistieken laten steevast een piek zin in de adolescentie, zo rond het zeventiende of achtiende levensjaar. Daarna neemt de criminaliteit af; in de vakliteratuur wordt desistance genoemd.
-
Is het hebben van pro-sociale steun van belang bij het stoppen van crimineel gedrag?
Het hebben van een relatie (bv vriend of vriendin) die sociale steun biedt op het punt van persoonlijke relaties, vrije tijd en school of werk, samengaat met minder delinquentie. De invloed van de partner kan dus een positieve of een negatieve werking hebben, afhankelijk van de mate waarin de jongere steun van de partner ervaart.
-
Welke categorieën delicten onderscheiden Meeus e.a. bij onderzoek onder Nederlandse jongeren?
- De 'ernstige' delicten: heling, brandstichting, inbraak, autodiefstal, diefstal uit uito, zakkenrollen.
- gewelddadige delicten: misdrijf tegen het leven, mishandeling, vechten, openbare geweldpleging, afpersing, verwonden met mes/wapen.
- persistente delinquentie: als de jongere meer dan vijf delicten had gepleegd in het jaar daarvoor, ongeacht de aard van het delict.
-
Welke twee externaliserende stoornissen worden beschreven in de DSM_IV die nauw verwant zijn aan de adolescentie?
De DSM-IV kent twee externaliserende stoornissen, die nauw verwant zijn aan de adolescentie:
a. de oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD naar de term Oppositional Defiant Disorder)
b. de antisociale gedragsstoornis (CD, naar Conduct Disorder)
-
Welke factoren werpen een licht op de vraag hoe jongeren crimineel worden en stoornissen ontwikkelen.
Factoren die een licht (kunnen) werpen op de vraag hoe jongeren kunnen criminaliseren en stoornissen ontwikkelen:
- risicofactoren
- deviante ontwikkelingstrajecten
- de invloed van ouders
- de invloed van delinquente vrienden
- biologische factoren
- etniciteit
- sekse verschillen
-
Wat zijn de twee redenen waarom risico geen rechtlijnig verband hebben met criminaliteit of stoornissen?
Twee redenen:
- de trekken van het kind of de jongere
- aspecten in het gezin of de wijdere omgeving die de invloed van de risicofactoren kunnen neutraliseren.
-
Wat zijn de zogeheten 'deviante ontwikkelingstrajecten'?
Deze term heeft twee betekenissen:
- de wijze waarop deviant gedrag - in dit geval crimineel gedrag - zich van 'kwaad tot erger' ontwikkelt naarmate de jeugdige ouder wordt.
- de wijze waarop crimineel gedrag kan worden gezien als een zijweg, een afwijking van de normale ontwikkeling.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden