Startpagina / Samenvattingen / AFPF - Leerdoelen / chromosomen-gen-cel

De structurele relatie tussen chromosomen, genen en DNA beschrijven

6 belangrijke vragen over De structurele relatie tussen chromosomen, genen en DNA beschrijven

Wat zijn diploïde gameten en haploïde gameten?

Elk chromosoom is deel van een paar en bestaat uit een geërfd deel van de moeder en van de vader. Een cel met 23 paar chromosomen heet diploïde gameten. Een cel met de helft hiervan heet haploïde. Chromosomen die hierbij horen, heten homoloog. Het beeld van het volledige ste chromosomen heet karyotype.

Wat zijn autonome cellen en wat is een geslachtschromosoom?

Elk chromosomenpaar wordt genummerd. Het grootste paar is nummer 1. De eerste 22 paren heten autonome. Ze bestaan elk uit twee identieke chromosomen. Nummer 23 zijn de geslachtschromosomen. Deze twee chromosomen zijn niet identiek.

Hoe wordt het geslacht van een zuigeling bepaald?

Een kind die van iedere ouder een X-chromosoom ergst is een meisje. Een X van de moeder en een Y van de vader? Dan is het een jongen.

Welke informatie bevat elk gen in code?

De genen liggen op de chromosomen. Elk gen bevat informatie in code waarmee de cel bijna altijd een bepaald eiwit kan aanmaken, het zogeheten genproduct.

Elk gen coördineert voor een bepaald eiwit. Hoeveel exemplaren zijn er van elk gen?

Elk gen coördineert voor een bepaald eiwit. Van elk gen zijn er twee exemplaren, doordat elke plaats op het chromosoom zijn tegenhanger op het identieke andere chromosoom van het paar heeft.

Waarom moet elke streng DNA samengepakt zijn?

Genen bestaan uit zeer lange strengen DNA: de totale lengte van het DNA in een cel is ongeveer een meter. Doordat het in de chromosomen zit, die enkele micrometers lang zijn, moet het DNA sterk samengepakt zijn.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

AFPF - Leerdoelen

Bekijk samenvatting