Macro-economie 1 - kringloop, korte- en langetermijn
9 belangrijke vragen over Macro-economie 1 - kringloop, korte- en langetermijn
Leg het begrip 'productiviteit' uit in de context van macro-economie.
Hoe komt het dat de arbeidsproductiviteit per persoon de afgelopen 100 jaar gigantisch is gestegen, ondanks dat we minder werken?
Welke doelen hebben een macro-economisch beleid?
- Stabilisatie conjunctuur
- Beheersen prijsontwikkeling, rente of wisselkoers
- Structuur en groei
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Welke instrumenten zijn er voor het hanteren van een macro-economisch beleid?
- Begroting (fiscal policy)
- Monetair beleid
- Structuurbeleid
N.b.: deze lopen niet altijd gelijk met de doelen
Wat zijn investeringen (I) in het BBP?
Wat zijn overheidsbestedingen (G) in het BBP?
Onderdelen van G zijn dus: bestedingen van overheid aan goederen/diensten, lonen ambtenaren, investeringen. Niet: overdrachten in geld/rente.
Wat is de BBP paradox?
Wat zijn reële grootheden?
Voorbeeld: inkomen 2008 = 50.000, inkomen 2010 = 51.500.
CPI 2010 = 1,054. Reële inkomen 2010 = 51.500 / 1,054 = 48.861 --> daling van reële inkomen t.o.v. 2008.
Wat is de (reële) rente?
- afzien van consumptie
- risico
- verwachte inflatie
Reële rente = nominale rente -/- inflatie.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden