Samenvatting: Algemene Economie En Bedrijfsomgeving | 9789001845100

Samenvatting: Algemene Economie En Bedrijfsomgeving | 9789001845100 Afbeelding van boekomslag
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Algemene Economie en Bedrijfsomgeving | 9789001845100

  • 1 De onderneming en algemene economie

    Dit is een preview. Er zijn 60 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • 6. Berekening van lopende rekening (1)

    Ezelsbruggetje: Interessant Doen Is Goed Voor Feestjes

    Lopende rekening -->
    I = Inkomensrekening
    D = dienstenrekening
    I = inkomensoverdrachtrekening
    G = goederenrekening

    Kapitaal rekening -->
    V = vermogensoverdrachtenrekening
    F = financiële rekening
  • 7. Kostenverschil NL & DN (1)

    1. Bereken het land die meer efficiënt produceert. Aboslute kosten omzetten in relatieve kosten
    2. Het product in dat land die minder efficiënt heeft geproduceerd.
  • 11. Hoge M3 inflatie → oorzaak (1)

    De groei van M3 loopt vooruit op de inflatie. Als mensen steeds meer geld hebben, is de kans groot dat ze meer goederen en diensten kopen, waardoor (bij gelijkblijvende productie) de prijzen stijgen. Inflatie is dus het gevolg van het feit dat er te veel geld achter te weinig goederen aanjaagt.
  • 13. Volkomen concurrentie evenwicht (1)

    Er is sprake van evenwicht als Qv = Qa
  • 3. Gemiddeld percentage van inkomen is omhoog gegaan. Werkloosheid? (2)

    Als de arbeidsmarkt krap is, zullen werknemersorganisaties een behoorlijke loonstijging kunnen afdwingen. (Aantal werknemers is gedaald met 2%)
  • 10. Liquiditeitsmassa voldoende. Ja? Nee? (2)

    Antwoord: voldoet --> vereist 80 miljard, aanwezig 84 miljard zo blijkt ui de balans van de bank.

    Berekening:
    Crediteuren in RC - 190
    Valutategoeden - 50
    Termijndeposito's kort - 100
    Totaal - 340

    Vereiste liquiditeit = 20% van 340 = 68

    Spaargeld lang - 120
    Vereiste liquiditeit = 10% van 120 = 12
    Totaal vereiste liquiditeit = 68 + 12 = 80

    Juist antwoord 'voldoet' = 2 punten
    Juiste berekening = 4 punten


  • 1. Toegevoegde waarde onderdelen - lonen en winsten. (3)

    Bedoeld wordt het verschil tussen de marktwaarde van productie en de daarvoor ingekochte grondstoffen. Het is dus gelijk aan de omzet minus het aankoopbedrag (niet gelijk aan omzet minus de kosten, dit is winst). De toegevoegde waarde drukt de essentie van produceren uit, namelijk het toevoegen van waarde aan een goed.
  • 2. Stijging v.d. lonen 2015 door inflatie in 2014. (3)

    Het gevolg van inflatie is dat je van hetzelfde geld minder kan kopen. In Nederland stijgen de lonen en uitkeringen meestal mee met de inflatie. Hierdoor blijft de koopkracht gelijk, oftewel je kan met je inkomen nog net zo veel kopen. Als je geld op een spaarrekening hebt staan, hangt de waardevermeerdering af van zowel de inflatie als de rente. Als de rente lager is dan de inflatie, dan kan je dus minder kopen met je spaargeld, dus neemt eigenlijk de echte waarde van je spaargeld af.
  • 3. Accijnzen gedragen door producenten. Sprake van een elastische vraag vraagcurve vlak verloop. De prijsverandering heeft een enorme verandering van de hoeveelheid tot gevolg. (3)

    Prijselasticiteit van de vraag: gaat om de mate waarin de vraag naar een product reageert op een prijsverandering van dat product (in procentuele veranderingen)

    Prijselasticiteit = procentuele verandering van de hoeveelheid / procentuele verandering van de prijs.

    Elastische vraag: Wanneer de prijselasticiteit kleiner is dan -1. (luxe goederen)
    Relatief inelastische vraag (-1 < Ev < 0): de verandering van de hoeveelheid is kleiner dan de verandering van de prijs. (omzet stijgt, gebeurt bij noodzakelijke goederen)

    Bij een volkomen inelastische vraag reageert de vraag niet op een verandering van de prijs (prijselasticiteit = 0).
  • 5. Interne instrumenten rente: Type lening, vervroegde aflossingsclausule, gespreide looptijd, structuur. (3)

    Traditionele instrumenten: de keuze van het type lening, de vervroegde aflossingsclausule en een gespreide looptijdstructuur van de kredietportefeuille. Weinig extra kosten. Tot de moderne rente-instrumentarium behoren de forward rate agreement de renteoptie en de renteswap.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart