Samenvatting: Algemene Inleiding Recht
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Algemene inleiding recht
-
oefententamen
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 18/11/2015
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de drie kenmerken van een Staat?a. Eigen grondgebied, eigen bevolking en uitoefening van macht/gezagb. Eigen grondgebied, eenheid van taal en internationaal erkend.c. Eigen grondgebied, eigen bevolking en internationaal erkend.
A. Eigen grondgebied, eigen bevolking en uitoefening van macht/gezag. -
In een democratie:a. Is er altijd een gekozen staatshoofd.b. Regeert het volk.c. Is iedereen per definitie gelijk.
B. Regeert het volk. -
Welke van de onderstaande stellingen is juist ten aanzien van klassieke grondrechten? Klassieke grondrechten…a. Waarborgen een vrije sfeer die de overheid op actieve wijze, door middel van het stellen van regels, moet beschermen.b. Waarborgen een vrije sfeer waarin de burger zich vrijelijk kan ontplooien. De overheid heeft de plicht zich van bemoeienis met deze waarborgen te onthouden.c. Zorgen ervoor dat er een sociale gelijkheid en gerechtigheid heerst die de overheid moet faciliteren.
B. Waarborgen een vrije sfeer waarin de burger zich vrijelijk kan ontplooien. de overheid heeft de plicht zich van bemoeienis met deze waarborgen te onthouden. -
Welke van onderstaande stellingen is juist ten aanzien van sociale grondrechten? Sociale grondrechten…a. Leggen verplichtingen aan de overheid op om bepaalde zaken voor de burgers te faciliterenb. Verbieden de overheid om zich zo met het sociale leven van de burger te bemoeien.c. Waarborgen een vrije sfeer die de overheid op actieve wijze, door middel van het stellen van regels, moet beschermen.
A. leggen verplichtingen aan de overheid op om bepaalde zaken voor de burgers te faciliteren. -
Lesweek 6
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 19/11/2015
Laat hier meer flashcards zien -
Waaruit blijkt dat er in Nederland sprake is van machtsverdeling en niet van een machtenscheiding?
Machtsverdeling betekent dat de drie overheidsmachten deels gescheiden functioneren maar de bevoegdheden ook deels overlappen. Er is sprake van machtsverdeling in Nederland, dit blijkt uit het feit dat de regering de uitvoerende macht is maar ook wetgevende macht. De rechterlijk is voorts in zijn functioneren afhankelijk van de ruimte die de wetgever hem biedt. -
Wat wordt verstaan onder de politieke ministeriële verantwoordelijkheid en waarom is deze van groot belang in ons parlementaire stelsel?
De ministeriële verantwoordelijkheid kan worden opgedeeld in verschillende onderdelen:- Art. 42 GW: de koning in onschendbaar. Dit betekent dat er geen overheidsorgaan is dat op dwingende wijze gezag over de koning kan uitoefenen. De minister zijn verantwoordelijk voor het handelen van de koning.
- Art. 42 GW: Impliciet, de minister is verantwoordelijk voor het eigen optreden
- Art. 44, eerste lid GW: Minister draagt verantwoordelijkheid voor zijn ministerie.
De minister moet zich voor voornoemde zaken verantwoorden tegenover de volksvertegenwoordiging. Hetgeen essentieel is in het kader van de democratie. Het democratisch gekozen parlement heeft het laatste woord.
- Art. 42 GW: de koning in onschendbaar. Dit betekent dat er geen overheidsorgaan is dat op dwingende wijze gezag over de koning kan uitoefenen. De minister zijn verantwoordelijk voor het handelen van de koning.
-
Over welke middelen beschikt de Tweede Kamer om de minister(s) te kunnen controleren/ ter verantwoording te roepen?
- Art. 68 GW: de minister moet relevantie informatie verstrekken
- Recht van interpellatie
- Vragenrecht
- Parlementaire enquête -
Wat wordt in het Nederlandse parlementaire stelsel verstaan onder de vertrouwensregel?
De vertrouwensregel is een regel van ongeschreven staatsrecht en duidt op het gegeven dat een minster, staatssecretaris of de gehele regering niet kan functioneren zonder het vertrouwen van een meerderheid van het parlement. Het genoemd vertrouwen wordt geacht aanwezig te zijn vanaf het moment dat een regering gaat regeren. -
Wat is de relatie tussen de vertrouwensregel en de ministeriële verantwoordelijkheid en wat is een belangrijk verschil?
De twee regels liggen in het verlengde van elkaar. De vertrouwensregel is in ieder geval de regel die garandeert dat het door de uitvoerende macht gevoerde beleid kan worden getoetst door het parlement. Het is de ultieme sanctie op de ministeriele verantwoordelijkheid. Een minister legt verantwoordelijkheid af voor het gevoerde beleid. De vertrouwensregel is echter niet alleen van toepassing op het beleid dat de minister voert maar ook op andere zaken, zoals zijn privé leven. Het vertrouwen kan ook opgezegd worden als de minister nooit tekort is geschoten in zijn beleidsuitvoering. -
Het inroepen van de vertrouwensregel is een belangrijk instrument voor de Tweede Kamer waarmee ze invloed uitoefenen op de minister. Welk instrument heeft de minister (regering) richting de Tweede Kamer om hun handelen te beïnvloeden?
De regering kan dreigen zijn ontslag aan te bieden waardoor op grond van artikel 64 GW, de Tweede Kamer wordt ontbonden.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden