De Romeinse Republiek

18 belangrijke vragen over De Romeinse Republiek

1. Wat was het verschil tussen de comitia tributa en de comitia centuriata?


Comitia tributa, volksvergadering van patriciers en plebejers die geleid werd
door een magistraat met imperium dat wel zeggen een consul, praetor of aediles; twee patricische en twee plebejische.

 Servius Tullius (578-535) ingedeeld in vermogensklassen:
o Rijkste burgers in de ruiterij (equites)
o Gezeten boerenstand als zwaargewapende infanterie
o Lagere klassen als lichtgewapenden
o Bezitloze burgers, konden geen wapenuitrusting kopen en die vielen er buiten.
Deze indeling in vermogensklassen werd ook gebruikt voor het opleggen van vermogensbelasting
(tributum) en voor een nieuwe volksvergadering de comitia centuriata (net zo ingedeeld als in het
leger)

2. Wat waren plebejers? Waren zij burgers?


De plebejers vormden geen duidelijke maatschappelijke groep. Er waren rijke, middengroepen en
arme plebejers.
 De rijke plebejers waren grootgrondbezitters.
 Bij de middengroep hoorden de eigenerfde gezeten boerenstand, die een belangrijk aandeel
leverden in de militaire inspanning en een aantal kooplieden.
 De arme plebejers waren kleine boeren, ambachtslieden en dagloners, die geen duidelijke
banden met de patriciers hadden.
Plebs hadden burgerrechten.

4. Wat waren de belangrijkste verschillen tussen de Romeinse senaat en de Atheense boulè?


Het advies van de Romeinse senaat aan de volksvergadering werd bijna altijd opgevolgd, in de boulè
gebeurde dit veel minder -In de Romeinse senaat zaten vrijwel altijd mensen met kennis op zowel militair,
politiek als bestuurlijk gebied, in de boulè was dit niet per se zo. -In de Senaat zaten magistraten en oud-
magistraten bijeen, in de boulè was dit niet zo. Hier werden ieder jaar allemaal nieuwe leden gekozen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

5. Wie vochten in de tweede eeuw v. Chr. in het Romeinse leger?

Romeinse burgers die genoeg financiën hadden om hun eigen uitrusting te betalen.

6. Hoe werden de nieuwe provincies van Rome bestuurd?


Plaatselijk bestuur in stand + Romeinse stadhouder als controleur
o Begin werden praetoren als stadhouder aangesteld, maar later voormalig consuls en voormal
praetoren .
o Imperium beperkt tot provincies
o Ambtstijd een tot 2 jaar
o Belasting geïnd door plaatselijke besturen en overgedragen aan agenten van de publicani
o Quaestor krijg deel van voorschot om de kosten van de provinciale overheid en Romeinse
troepen te dekken
o De stadhouder hield elk jaar in zijn provincie een rondreis, steeds volgens een vaste route.
o Het leeuwendeel van het dagelijkse bestuurswerk werd verricht door de plaatselijke
bestuuders.

7. Hoe werd je in de tweede eeuw v. Chr. magistraat?

Door het zogenoemde 'cursus honorum' door te lopen.

8. Beschrijf de expansie van Rome in het Oosten en het Westen in de tweede eeuw v. Chr.

In het westen Punische oorlogen. In het oosten oorlogen tegen de Hellenistische staten zoals Macedonië.

9. Wat was een Romeinse villa (meervoud villae)?


In vruchtbare en goed bereikbare gebieden ontstonden villae, op de markt gerichte
agrarische bedrijven waar geschoolde slaven de producten voortbrachten

10. Waarom kwam in Italië de slavernij juist zo op in de tweede eeuw v. Chr.? Waar kwamen de slaven vandaan en waar werden zij vooral voor gebruikt?

Een bijzonder grote hoeveelheid slaven waren aanwezig, die recent tot slaaf waren gemaakt & bovendien groepsgewijs aan het werk werden gesteld. Daarbij kwam dat deze dezelfde taal sproken.

11. Wie was C. Marius en wat heeft hij gedaan?

Romeinse generaal/staatsman die, als onderdeel van de populares, de optimates onder leiding van Sulla bestreed. Dit zou uiteindelijk lijden tot de 1ste Romeinse burgeroorlog.

13. Wat is het verschil tussen de akkerwetten van de Gracchen en de akkerwetten uit de eerste eeuw v.Chr.?

De akkerwetten uit de eerste waren gericht op militairen voorzien met land. In het bijzonder de militairen van Marius. De wetten van de Gracchen waren gericht op de burgers zonder (noemenswaardige) bezittingen. Daarbij zouden de rijken land moeten afstaan - waarvoor ze gecompenseerd zouden worden - die dan in handen zouden komen van de arme burgers.

14. Hoe zag de sociale stratificatie van de Romeinse wereld in de eerste eeuw v.Chr. er uit?

Dat verschilt tot op zekere hoogte tussen de tijd van de Republiek en de tijd van het Keizerrijk. In de tijd van het keizerrijk werd iedereen ondergeschikt aan de keizer. Consuls en preators waren nog steeds van belang, maar vele malen minder dan gedurende de Republiek.

15. Wat waren optimates en wat waren populares?

Optimates wilden de macht van de senaat behouden.

Populares; senatoren die nut van hervormeringen inzagen en deze desnoods tegen de wil van
de senaatsmeerderheid wilden aannemen in de volksvergadering. Bedreven politiek in devolksvergadering. (populus = volk)

16. Hoe veranderde de aard van het Romeins imperialisme vanaf de vroegste expansie in Italië tot de het begin van de eerste eeuw v. Chr.?

In plaats van zelfverdediging werd militaire expansie steeds meer gedreven om prestige redenen maar ook om rijkdom te vergaren. Zowel persoonlijk als voor de staat.
Rome haar casus belli's waren niettemin vaak goed geregeld. Ceasar's verovering van Gallië was bijvoorbeeld 'noodzakelijk' vanwege het feit dat 'allies of Rome' werden aangevallen.

17. Wat was het Eerste Driemanschap (triumviraat), uit wie bestond het en hoe kon het ontstaan? Wat zijn de belangrijkste verschillen met het Tweede Driemanschap?


Het Eerste driemansschap:
 Pompeius
 Crassus (de rijke)
 Caesar
o Afspraak dat ze elkaar in politieke strijd zouden helpen
Oftewel dit driemanschap ontstond vanwege het feit dat hun politieke ambities tijdelijk overeenkwamen.

Tweede driemanschap:

 Marcus Antonius
 Marcus Aemilius Lepidus (de rijke) Gaius Octavianus  
Tweede Driamanschap verdeelden de Republiek onder zichzelf (welke gebieden ze zouden besturen). Dat zou al snel tot strijd onderling leiden, waarbij Octavianus de winst zou behalen.

18. Hoe was in de eerste eeuw v.Chr. de graanvoorziening van de stad Rome geregeld?

Het graan moest vanuit elders komen zoals Sicilië & Eqypte (laatstgenoemde vooral ten tijde van Augustus).

19. Hoe groot was het Romeinse rijk rond 65 v.Chr.?

Nog voor de verovering van Gallië. Dus grote gebieden in Spanje en noord-Afrika, daarnaast geheel Italië en Griekenland.  Gebied in klein-azië (hedendaags Turkije) wordt gestaag uitgebreid.

20. Wat was de betekenis van de professionalisering van het Romeinse leger voor de aard van de interne politieke strijd?

Generaals hadden nu een groot reservoir van troepen die zij aan zich konden binden. De legioenen werden namelijk loyaler aan hun generaal dan aan de senaat.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo