Anatomie achterbeen osteo

40 belangrijke vragen over Anatomie achterbeen osteo

Vervolg van de darmbeenzuil. Horizontale ligging. Bedekt de sacraalvleugel, dorsocraniaal van het darmbeenzuil (zonder grens ertussen)

ala ossis ilii=darmbeenvleugel

Oorvormig kraakbeenvlak op de onderzijde van de darmbeenvleugel, dat articuleert met het gelijknamig vlak op het sacrum

facies auricularis

Verdikking van de dorsomediale punt van de darmbeenvleugel

tuber sacrale
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Verdikking van de ventrolaterale punt van de darmbeenvleugel

tuber coxae=heupbeenknobbel

Helpt het acetabulum vormen, heeft een naar mediaal gerichte tak

corpus ossis pubis

Knobbelige verdikking op het zijdelingse einde van het pecten

eminentia iliopubica

Vormt vanuit het acetabulum een beenzuil. Deel van het bekken

os ischii=zitbeen

Dikke beenplaat op het einde van het os ischii

tabula ossis ischii=zitbeenplaat

Knobbelige verdikking op het caudale einde van de zitbeenplaat

tuber ischiadicum=zitbeenknobbel

Beenderige basis van de dij. Lang been met cranioventraal lengteverloop en is zeer fors gebouwd omdat er talrijke zware spieren op aangrijpen

os femoris=dijbeen

Halfbolvormige structuur gevormd door de proximale epifyse, die mediaal uitsteekt. Vangt het gewicht van de achterhand op

caput ossis femoris=femurkop

Craniaal en zijdelings glad van uitzicht, maar de caudale zijde vertoont uitsteeksels, beenlijsten en putjes voor spieraanhechtingen

corpus ossis femoris=femurschacht

Zwaar beenuitsteeksel dat de laterale helft van de proximale epifyse innemt. Hefboom voor de spieraanhechting, die naar proximaal uitsteekt

trochanter major

Minder duidelijke beenknobbel aan de mediale zijde van de schacht, dicht bij de femurkop en hals gelegen

trochanter minor

Zeer opvallend beenuitsteeksel dat lateraal en dicht bij de trochanter major ligt. Is enkel aanwezig bij paard en neushoorn. Vervangen bij vleeseters door een kleine tuberositas glutea

Trochanter tertius

Halfcylindrische structuren die overtrokken zijn met kraakbeen aan de caudale zijde van de distale epifyse. Ze worden van elkaar gescheiden door de fossa intercondylaris

condylus lateralis en medialis

Craniale zijdevan de distale epifyse, die bekleed is met kraakbeen. Ruime glijgroeve die beiderzijds geflankeerd is door kammen. In de trochlea glijdt de knieschijf

trochlea ossis femoris

Sesambeentje dat bij sommige dieren aanwezig is in de spieren rond de knie

os sesamoideum musculi gastrocnemii/fabella=beentje van vesalius

Het grootste sesambeen van het lichaam en bevindt zich op het verloop van de eindpees van de strekspier van de knie

patella=knieschijf

Gebied van de tibia en de fibula, vormen de benige basis van het onderbeen

ossa cruris=cruraalbeenderen

Lang stevig been met een brede proximale epifyse, een lange diafyse en een diep ingesneden distale epifyse

tibia=scheenbeen

Twee condylen van de proximale epifyse van de tibia worden hierdoor van elkaar gescheiden. Het steekt proximaal sterk uit.

eminentia intercondylaris

Bandgroeven en zware beenverdikkingen op de abaxiale zijde van de condylus lateralis van de tibia

epicondylus lateralis

Craniale beenverdikking tussen beide condylen van de tibia op de proximale epifyse

tuberositas tibiae

Een kamvormige structuur op de voorzijde van de tibia

crista tibiae

Lange schacht van de tibia die proximaal een driehoekige doorsnede heeft en distaal eerder een rond profiel vertoont

corpus tibiae

Facies medialis, is effen en vlak, en ligt distaal rechtstreeks onder de huid

planum cutaneum tibiae

Distale epifyse, typisch gewrichtsvlak. Bestaat uit twee diepe sagittale groeven die in het midden van elkaar gescheiden zijn door een kam en zijdelings begrensd zijn door kammen

cochlea tibiae

Zeer opvallende epicondyl abaxiaal op de laterale zijdelingse kam (cochlea tibiae)

malleolus lateralis=laterale enkel

Ligt langsheen de caudolaterale rand van de tibia en is duidelijk het zwakste been van de ossa cruris. Proximaal geen articulatie met de femur, maar alleen met de laterale epicondyl van de tibia

fibula=kuitbeen

Diafyse van de fibulae (sterk geregresseerd bij paard en herkauwers)

corpus fibulae

Distale epifyse bij vleesters en varken. Maar apart botje (os malleolare) bij de herkauwers. Ontbreekt bij paard

malleolus lateralis

Deel van de crurale rij. Bestaat proximaal uit een katrolvormig corpus tali (trochlea tali) en distaal uit een min of meer vlak gedeelte (caput tali)

talus=katrolbeen

Opgebouwd uit twee zware kammen en een middengroeve, die sagittaal gericht zijn en met kraakbeen bekleed zijn. Past in de cochlea tibiae

trochlea tali

Neemt het lateroplantaire dele van de crurale rij in. Gedragen door het os tarsale quartum, vorm 3 uitlopers

calcaneus=hielbeen

Steekt ver naar proximaal uit, uiloper van de calcaneus

tuber calcanei

Steekt naar mediaal uit, articuleert met de talus door middel van meerdere gewrichtsvlakken. Op de plantaire zijde een glijgroeve voor een buigpees. Uitloper van de calcaneus

sustentaculum tali

Laterale beenpunt die langs de talus in de richting van de malleolus lateralis loopt. Uitloper van de calcaneus

processus coracoideus

Articuleert met digitus III. Lijkt op het os tarsi centrale, maar is kleiner

os tarsale tertium

Articuleert met digitus IV en met digitus V. Hoger dan de andere distale tarsaalbeentjes. Draagt hoofdzakelijk de calcaneus

os tarsale quartum

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo