Anatomie splanchno
62 belangrijke vragen over Anatomie splanchno
Ligt links van de lijn die de impressio esophagea met de incisura ligamentum teretis verbindt
Door een supplementaire inkeping in de margo dorsalis van de lobus sinister, wordt deze in twee gesplitst
Ligt ongeveer centraal op de facies visceralis van het middendeel (tussen de lobus sinister en lobus dexter). Verschillende leidingen verlaten of bereiken hier de lever
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Dorsaal van de leverpoort. Heeft een paar uitstulpingen
Gericht naar links in de lobus caudatus
Zeer kort, verbindt de facies diaphragmatica van de lever met het diafragma
Gebied waar de lever rechtstreeks vergroeid is met het diafragma en niet bedekt is met peritoneum. Deze zone bevindt zich aan de slokdarm
Loopt vanaf de navel in de mediaanlijn op de ventrale buikwand en verloopt verder op de diafragmatische zijde van de lever tot tegen de slokdarml Verbindt ventrale buikwand met het diafragma
Verbindt de viscerale zijde van de lever met het duodenum. Vormt samen met het ligamentum hepatogastricum het omentum minus
Ter hoogte van de sulcus venae cavae vergroeid met het leverkapsel en op dit niveau is de craniale zijde van de vene ook vergroeid met het diafragma
Loopt vanuit de leverpport langs het omentum minus naar de darmscheilwortel en vormt een bijkomende vasthechting van de lever
Samensmelting van de ductus hepaticus dexter & sinister. Voert het gal vanuit de leverpoort naar de ductus cysticus
Voert het gal naar de galblaas. Sluit aan de op galblaashals. Gal gaat in twee richtingen
Peervormig, heeft een fundus (bodem), een corpus (galblaaslichaam) en een collum (hals)
Tepelvormige verdikking van het slijmvlies aan het einde van de ductus choledochus. Ligt in het omentum minus en verbindt de ductus cysticus met het duodenum
Ontstaat uit de dorsale pancreasknop die uitgroeit in het mesoduodenum
Verdikking van het slijmvlies op het einde van de ductus pancreaticus accesorius
Ontstaat uit de ventrale pancreasknop die uitgroeit in het viscerale blad van het omentum majus
Verbindt de dorsale rand van de milthilus met het middenrif
Gebied rond de en tussen de neusopeningen en het rostrale deel van de bovenlip
Schijfvormige structuur, zone rond de neusopeningen en de bovenlip
Voorste deel van de neusholte dat bekleed is met cutaan slijmvlies
Bevindt zich op de overgang tussen het vestibulum en in de respiratorische zone mondt het uit
Zit lateraal vast op de benige zijwand van de neus die naar mediaal toe spiraalvormig opkrult of opsplitst in twee en meer spiraalvormige lamellen
Omsluiten grillige ruimten die ofwel spleetvormig ofwel blaasvormig zijn
Lang en slank, hecht vast op het neusbeen en loopt naar rostraal uit op een rechte slijmvliesplooi
Korter en breder dan de dorsale neusschelp, hecht vast op de maxilla en loopt naar rostraal toe uit op een brede slijmvliesplooi die vaak uitwendig zichtbaar is ter hoogte van de neusvleugels
Veel kleiner dan de andere neusschelpen, ligt meer caudaal in de neusholte en dicht bij de zeefbeenschelpen
Hechten caudaal vast op het zeefbeen en zijn bekleed met reukepitheel
Ligt boven de dorsale neusschelp en wordt ook reukgang genoemd, omdat hij caudaal uitloopt op de zeefbeenschelpen waar het reukslijmvlies voorkomt
Gelegen tussen de ventrale neusschelp en de neusholtebodem (gehemelte). Het is de ruimste gang, die uitloopt op de choanae, rechtstreekse weg voor de luchtpassage voor de ademhaling
Hoge maar spleetvormige lumen van de neusholte dat langs het neusseptum gelegen is en reikt van de neusrug tot op de neusbodem
Grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen. Met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen
Bestaat uit vijf larynxbeenderen, die onderling verbonden zijn door middel van gewrichtjes, ligamenten en talrijke dwarsgestreepte spiertjes. Benninzijde is bekleed door een slijmvlies met talrijke klieren en lymfefollikels
Onpaar, klepvormige structuur die het rostroventrale deel van de larynx vormt en die zowel ventraal als dorsaal met slijmvlies overtrokken is
Scherpe voorkant van de strotteklep
Brede caudale rand van de epiglottis
Onpaar kraakbeen dat bestaat uit twee ruime zijplaten die ventraal samenkomen in een stevig verbindingsstuk of corpus. Dit is het grootste kraakbeen van het strottenhoofd
Hebben dorsaal een rostrale hoorn, die gewricht vormt met het thyrohyoïd en een caudale uitloper die een gewricht vormt met het cricoïd. Tussen de rostrale hoorn en de voorrand van de zijplaat bevindt zich een kleine spleet
Stevige mediane kraakbeenplaat, verbindingsstuk van het schildkraakbeen
Diepe caudale insnijding in het corpus bij paarden
Stevige kraakbeenring die niet vervormbaar is en een grotere diameter heeft dan de tracheaalringen. Heeft de vorm van een zegelring
Deel van het ringkraakbeen, deel zonder de bovenplaat
Breder dan de rest van het ringkraakbeen, draagt een kam en een paar craniale gewrichtsvlakken voor articulatie met de arykraakbeenderen
Komen parig voor en hebben onderling geen rechtstreeks contact
Ventrale hoek van de arykraakbeenderen, hierop ontspringen de stembanden
Hoornvormige uitlopers op de rostrodorsale hoek van de arykraakbeenderen
Zware spierkam op de caudodorsale hoek van de arykraakbeenderen. Draagt mediaal een gewrichtsvlak voor articulatie met het cricoïd
Limiterend voor de passage van lucht en is bepalend voor de geluidsvorming. Wordt opgedeeld in 3 compartimenten: vestibulum laryngis, rima glottidis en cavum infraglotticum
Vormt de toegang tot de larynx, en wordt begrensd door de larynxkroon
Begrenst de toegang tot de larynx, bestaat uit epiglottis, de arykraakbeenderen en de beiderzijdse mucosaplooi
Nauwste punt van de ademhalingsweg en heeft een ruitvormig lumen
Omsluit de onderste helft van de glottis Naar mediaal uitstulpende mucosaplooien die elk een bandje en een spiertje omsluiten. Beginnen op de arykraakbeenderen en convergeren V-vormig naar ventaal om vast te hechten op het corpus van het schildkraakbeen
Bestaat van mediaal naar lateraal uit een slijmvliesplooi, een ligamentum vocale en een M vocalis
Omvat een licht uitpuilende mucosaplooi, het ligamentum vestibulare en de M ventricularis. Ligt meer rostraal bij het paard
Zakvormige uitstulping van de larynxmucosa die tussen beide stembanden naar lateraal uitpuilt
Dorsale deel van de glottisspleet dat door de arykraakbeenderen begrensd wordt
Ventrale deel van de glottisspleet dat door de stembanden wordt begrensd
Het diepste deel van de larynxholte dat caudaal van de glottis gelegen is, wordt begrensd door het cricoïd en sluit aan op het lumen van de trachea
De punt van de epiglottis ligt dorsaal op de caudale rand van het zachte gehemelte
Het zachte gehemelte wordt opgeheven zodat de nasopharynx gedeeltelijk afgesloten wordt
De aditus laryngis wordt afgesloten door de eipglottis, die door de voorwaartse beweging van de larynx tegen de tongwortel gedrukt wordt en aldus naar achter omslaat
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden