Anatomie voorbeen osteo

42 belangrijke vragen over Anatomie voorbeen osteo

Puntig uitsteeksel op het ventrale uiteinde van de spina scapulae

acromion

Vormt samen met scapula en clavicula de schoudergordel

coracoid=ravenbeksbeen

Stylopodium, bovenste deel van het voorste lidmaat. Vormt de basis van het brachium of opperarm. Lang, stevig been dat tegen het ventrale deel van de thorax gelegen is en een caudoventrale lengteas heeft

humerus
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Halfbolvormig beenuitsteeksel op de proximale epifyse van de humerus dat past in de cavitas glenoidalis van de scapula

caput humeri

Zware kamvormige beenknobbel op de craniomediale zijde van de epifyse van de humerus

tuberculum minus

Diepe groeve die tuberculum majus en tuberculum minus van elkaar scheiden

sulcus intertubercularis

Weinig uitstekende knobbel die zich ventraal van het tuberculum minus bevindt

tuberositas teres major

Diafyse van de humerus, heeft een ruime gladde spiraalvormige groeve

corpus humeri

Cilindervormige distale epifyse van de humerus. Wordt door een ondiepe groeve opgedeeld in een lateraal deel en een mediaal deel

condylus humeri/trochlea humeri

Beenknobbel waarop de strekkers van de voet ontspringen

epicondylus lateralis=strekknobbel

Beenknobbel waarop de buigers van de voet ontspringen

epicondylus medialis=buigknobbel

Lang been met lichte craniale welving, deel van skelet van de onderarm. Craniocaudaal afgeplat. Vormt samen met de ulna het skelet van de onderarm

radius=spaakbeen

Proximale epifyse van het spaakbeen, is verbreed

caput radii

Duidelijke beenknobbel dorsomediaal op het caput radii

tuberositas radii

Mediale rand van de diafyse van de radius. Ligt subcutaan, dus goed voelbaar bij het levende dier

planum cutaneum

Distale epifyse, sterk verbreed, onregelmatig gewrichtsvlak aangepast aan de verschillende beentjes van de carpus

trochlea radii

De mediale epicondyl van de crista transversa, wordt door de radius gevormd

processus styloideus radii

De laterale epicondyl van de crista transversa, wordt door de ulna gevormd

processus styloideus ulnae

Lang been met lichte craniale welving, deel van skelet van de onderarm. Driehoekige doorsnede, het ligt aan de achterzijde van de radius

ulna=ellepijp

Zwaar uitsteeksel van de ulna dat ver proximaal voorbij het caput radii uitsteekt

olecranon

Proximale eindpunt van de incisura trochlearis dat craniaalwaarts uitsteekt, en past in de fossa olecrani van de humerus

processus anconeus

Proximale rij beenderen van de carpaalbeenderen

antebrachiale rij

Rekent men gewoonlijk bij de antebrachiale rij

os carpi accessorium=haakbeentje

Distale rij  beenderen van de carpaalbeenderen. Oorspronkelijke vorm heeft vier beentjes

metacarpale rij

Meest mediaal, ofwel gereduceerd ofwel verdwenen

os carpale primum

Meest lateraal, articuleert met digitus IV en met digitus V (voor zover deze aanwezig is)

os carpale quartum

Lange beenderen die op dwarse doorsnede een ovaal dorsopalmair afgeplat profiel hebben.

ossa metacarpalia=middenhandsbeenderen

Proximale epifyse van de middenhandsbeenderen, lichtjes uitgeholde gewrichtsvlakte voor articulatie met de carpaalbeentjes, Heeft een ruwe voorzijde voor bandaanhechting en zijdelings gelegen gewrichtsvlakjes voor articulatie met de aanpalende metacarpalia

basis

Diafyse van de middenhandsbeenderen, vrij lang

corpus=schacht

Distale epifyse, met convex gewrichtsvlak (articulatie met een digitus) zijdelings komen bandgroefjes en bandknobbels voor

trochlea

Bij het paard zijn dit het ossa metacarpale II en IV

griffelbeentjes

Iedere teen bestaat uit 3 kootjes of phalangen

ossa digitorum manus=vingerkootjes/teenkootjes

Basis met uitgehold gewrichtsvlak en zijdelings bandknobbeltjes (aanhechting van de gewrichtsbanden) corpus met vlakke achterzijde en afgerond trochlea met gewelfd gewrichtsoppervlak en met zijdelings bandknobbeltjes en groefjes

proximale phalanx/os compendale=basiskootje/kootbeen

Verkleinde uitgaven van de proximale falanx. Halve lengte van de proximale falanx

mediale falanx/os coronale=kroonbeen/middenkootje

Volgens de diersoort sterk aangepast

distale falanx/os unguiculare=klauwbeen/hoefbeen/eindkootje

Parig, en gelegen ter hoogte van het proximale eerste teengewricht, op de palmaire vlakte

ossa seamoidea proximalia=proximale sesambeentjes

Gelegen ter hoogte van het distale, derde teengewricht, op de palmaire vlakte

os sesamoidea distale=distale sesambeentje/straalbeentje

Kleine sesambeentjes aan de dorsale zijde van de tenen. Deze zijn ingebed in de strekpezen van de tenen en blijven meestal kraakbenig

ossa sesamoidea dorsalia

Rechthoekige stapeling van korte beenderen die gerangschikt zijn in twee horizontale rijen

carpus=handwortel

Iedere teen is opgebouwd uit drie kootjes of phalangen

digiti=tenen

Overgang tussen het kootbeen en het kroonbeen. Omvat het kogelgewricht

kogel

Omvat het hoef- resp. klauwgewricht tussen het kroonbeen en het hoef- of klauwbeen, alsook het hoef- en klauwbeentje zelf met omgevende structuren

hoef/klauw

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo