Samenvatting: Anthropology Of Religion

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Anthropology of Religion

• Animism and magic

  Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 10/02/2015
  Laat hier meer flashcards zien

• Wie is de grondlegger van de term animisme?

  Edward B. Tylor

• Waar verwijst de term animisme naar?

  Naar het spirituele wat aanwezig is in een levend wezen, het anima, de ziel of geest.

• Wat verklaard de animisme-theorie op het gebied van religie?

  Geloof in een leven na de dood, graf-giften, het belang van heilige objecten en het antropomorferen van goden.

• Wat zijn de 4 stadia in de evolutie van de religie?

  1. Animisme
  2. Polytheisme
  3. Henotheisme
  4. Monotheisme

• Wat zijn de 4 stadia van de evolutie van de gemeenschap?

  1. Jagers/verzamelaars
  2. Hotriculturalisten (tuinders)
  3. Vroege stedelijke gemeenschappen
  4. Industriële gemeenschappen

• Wat is zwarte magie?

  Iets doen om iets of iemand te vernietigen of te beschadigen.

• Wat is witte magie?

  Iets doen met als effect genezing of welzijn te creëren. Of om de effecten van zwarte magie ongedaan te maken.

• The Totemic Principle

  Dit is een preview. Er zijn 32 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 17/02/2015
  Laat hier meer flashcards zien

• Waarom zijn de handelingen belangrijker en blijvender?

  Het creëert sociale cohesie. Omdat ze een grote sociale functie dienen, namelijk de ceremoniële activiteiten van vernieuwing en hertoewijding (wat de gemeenschap altijd nodig heeft). Het zijn de handelingen die de overtuigingen creëren. Deze zijn minder constant als de handelingen, meer speculatief.

• Wat is Durkheim's 'totemic principle'?

  Een meer fundamentele realiteit wat centraal staat in de aanbidding van de clan. In de totem (god) is de clan (gemeenschap) aanbeden.

• Wat leert de 'totemic principle' over de ziel?

  De ziel is de clan geïmplementeerd in het individu ("de clan van binnen"), het bewustzijn van persoonlijke verplichtingen ten opzichte van de groep.