Samenvatting: Arbeid En Zekerheid
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Arbeid en Zekerheid
-
1 Leereenheid Historisch perspectief
-
1.1.1 1. De periode tot de eerste wereldoorlog
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat had de eerste Armenwet 1854 als uitgangspunt?
Dat de kerkelijke en particuliere hulporganisaties alleen van overheidswege ondersteund konden worden indien dit strikt noodzakelijk was en de overheid allen kon ingrijpen als de openbare orde en veiligheid in gevaar was. -
In het laatste kwartaal van de 19e eeuw waren er drie hoofdlijnen (verzuiling), welke?
Katholieken, gereformeerden en de sociaaldemocraten. -
Waar stond de katholieke zuil voor?
Dat arbeid en kapitaal meer harmonieus met elkaar moesten samenwerken als organen in een lichaam= corporatisme!
Men was tegen overheidsbemoeienis. -
Waar stonden de protestanten en de gereformeerden voor?
Zij waren voor uitbreiding van de (particuliere) armenzorg maar hadden afkeer tegen overheidsbemoeienis. -
Waar stonden de sociaaldemocraten voor?
Zij zagen een grote rol voor de overheid. -
Wat was het eerste begin van ingrijpende overheid op het gebied van sociale omstandigheden?
Het Kinderwetje van Van Houten 1874 verbood kinderarbeid door kinderen jonger dan 12 jaar. -
Waarom was de Ongevallenwet 1901 meer een werkgeversverzekering dan een werknemersverzekering?
Omdat de wet de werkgever verplichtte aansprakelijkheid voor bedrijfsongevallen te verzekeren. Het ging met name om een werknemer die een ongeval tijdens zijn werk overkwam of die een beroepsziekte opdeed. De wet zag uitsluitend op werkers van bedrijven waarin gevaarlijk werk werd verricht. -
Wie wordt als grondlegger gezien van de sociale zekerheid?
Syb Talma Friese predikant.
Hij voorzag zijn wetsvoorstellen de sociale zekerheid betreffende van een rechtsgrond. Die rechtsgrond is het argument dat het ingrijpen van de wetgever rechtvaardigt (bijvoorbeeld bij het verplicht verzekeren van de werkgever bij beroepsrisico Ongevallenwet 1901). -
De rechtsgrond, die het ingrijpen van de overheid rechtvaardigt bestaat wanneer?
- Wat met de wet wordt beoogd in het algemeen belang was wenselijk wordt erkend.
- Als de bedoelde wet het geëigende doelmatige middel is om hetgeen met de wet wordt beoogd zo goed mogelijk te verwezenlijken.
- de doelgroep die de wet beoogt niet op eigen kracht tot dat doel kan komen.
-
Waarin voorzag de invaliditeitswet die in 1919 in werking trad?
In een regeling waarbij werknemers een uitkeringen kregen in het geval van invaliditeit of ouders. Deze wet voorzag ook in een regeling voor weduwen/wezen uitkering. Wet kende een loongrens en werd niet geïndexeerd (vielen daardoor vaak laag uit).
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden