Samenvatting: Arbeids- En Organisatiegedrag
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Arbeids- en organisatiegedrag
-
1 organisaties en organisatiegedrag
Dit is een preview. Er zijn 41 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is typerend voor arbeidsorganisaties?
De formele regels die schriftelijk zijn vastgelegd, de hiërarchische lagen van gezag en de functionele werkverdeling -
1.4 de Evolutie van arbeid
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
Laat hier meer flashcards zien -
De eerste industriële revolutie die rond 1750 plaats vond, had de volgende kenmerken:
Machines verdringen de ambacht
Sciëntific management
hoe kan menselijke arbeid zo efficiënt mogelijk worden ingezet. -
2 Organisatiecultuur
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
Onder organisatiecultuur wordt binnen het onderzoeksgebied van arbeids- en organisatiegedrag het volgende verstaan:
De gedeelde waarden enovereenkomstige opvattingen over hetvertoonde engewenste gedrag binnen de organisatie, die leden van de organisatie onderscheiden zich van een andere organisatie. -
3 Organisatieverandering
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
Theorieën over verandering: drie-stappen model van Lewin (1951)
- Ontdooien (
unfreeze ) - Veranderen (change)
- Consolideren (freeze)
- = oude situatie loslaten
- = nieuwe balans vinden in de veranderingen die zijn ontstaan na 1ste fase
- = de nieuwe situatie wordt normaal
- Ontdooien (
-
Integrale organisatieontwikkelingsmodel van Boonstra, benoem de 5 verschillende fasen:(Bij het organiseren van wezenlijke verandering bij een organisatie is veelal sprake van een geleidelijk en gefaseerd proces.)
- Oriëntatiefase
- Diagnosefase
Doelbepalingfase - Verandering en implementatiefase
- Evaluatiefase
- Oriëntatiefase
-
16. Bij organisatieverandering hebben we te maken met geplande en ongeplande verandering. In de praktijk zien we vaak dat gemaakte plannen niet worden uitgevoerd, of dat er juist geen plannen worden gemaakt voor verandering die wel noodzakelijk is, of dat er veranderingen ontstaan die niet gepland en ook niet nodig waren.Het 'boiling frog syndrome' is een voorbeeld van:
Geen verandering waar het wel zou moeten -
17. Leavitt (1965) formuleerde een viertal elementen die een rol spelen bij verandering. Dit zijn volgens Leavitt:· Mens.· Taak.· Structuur.· Technologie.Elementen uit de ruit van Leavitt zijn later verder uitgewerkt in het Leids Octaëder, waarbij zes clusters van variabelen een onderlinge samenhang hebben, wederzijds afhankelijk zijn en elkaar voortdurend beïnvloeden.Deze zes clusters van het Leids Octaëder zijn:
Mensen, cultuur, technologie, organisatiedoel, structuur en strategie. -
4 Groepen en Teams
Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
4. Wat betekent de Engelse term social loafing?
Lijntrekken, ofwel de inbreng van individuele groepsleden wordt minder als de groep groter is en dan is het lastiger om de individuele inspanning en bijdrage vast te stellen -
18. Belbin onderzocht de rollen die mensen in groepen aannemen. Hij definieerde na jarenlang onderzoek acht groepsrollen. Deze rollen samen zorgen ervoor dat het mogelijk is dat de groepsleden met elkaar een hechte groep kunnen maken. Later voegde Belbin een negende rol toe.Deze rollen zijn: Zorgdrager, Bedrijfsman, Vormer, Voorzitter, Brononderzoeker, Groepswerker, Specialist, Monitor en Plant. Deze negen rollen zijn onderverdeeld in drie richtingen van gedrag.Welke drie richtingen zijn dit?
Inhoudsgericht, sociaalgericht, actiegericht. -
5 Leiderschap
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5
Laat hier meer flashcards zien -
De type besluitvorming bepaalt de leiderschapsstijl volgens Vroom, Yetton en Jago (1973) er zijn 5 vormen van besluitvorming waarin de onderschikten door de leider worden betrokken bij het beslissingsproces. Benoem deze vijf vormen:
Autocratisch -1: leider neemt besluit zonder informatie in te winnen bij de groepAutocratisch -2: Leider neemt besluit na selectieveinformatiewinning Consulterend -1: leider neemt besluit na het inwinnen van informatie bij alle individuele groepsleden.Consulterend -2: leider neemt besluit na raadplegen van een discussie met de hele groep.Delegerend : de groep en de leider nemen het besluit, er wordt gezamenlijk tot een besluit gekomen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden