Arresten aansprakelijkheidsrecht

31 belangrijke vragen over Arresten aansprakelijkheidsrecht

Dit is het standaard-arrest over verkeersaansprakelijkheid jegens kinderen jonger dan 14 jaar (criterium voor overmacht + 100% regel).

HR 31 mei 1991, NJ 1991, 721 (Marbeth van Uitregt)

Dit is het standaard-arrest over verkeersaansprakelijkheid jegens personen van 14 jaar en ouder (50% regel).

HR 28 februari 1992, NJ 1993, 566 (IZA/Vrerink)

Pluraliteit van schuldenaren/schuldeisers. Dit is het standaard-arrest over de toepassing van artikel 6:99 in de context van massaschade.

HR 9 oktober 1992, NJ 1994, 535 (DES-dochters)
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Dit arrest is belangrijk ivm de aanwijzingen over de manier waarop de 50% regel moet worden toegepast. Dat moet op de manier zoals door de HR aangegeven in dit arrest (6:101 toepassen op de gehele schade, met 50% schadevergoedingsplicht als minimum), en niet op de manier zoals aangegeven door Verheij in par 40 van het studieboek (uitgaan van 50% schadevergoedingsplicht, en vervolgens 6:101 toepassen op de resterende 50%).

HR 24 december 1993, NJ 1995, 236 (Anja Kellenaers)

Gevaarzetting
- Handelen van buurman 1 heeft geen inbreuk gemaakt op zijn eigendomsrecht
- Buurman 1 heeft niet onzorgvuldig gehandeld, omdat hij niet wist en ook niet hoefde te weten dat taxus voor paarden levensgevaarlijk is.
- Is dit een feit van algemene bekendheid? Of van bekendheid in een bepaalde regio?

HR 22 april 1994, NJ 1994, 642 (Taxusstruik)

Nu bij de activiteiten waarvan hier sprake is een val met het risico op zeer ernstig letsel op zichzelf niet altijd is te vermijden, is het treffen van bijzondere maatregelen ter voorkoming of beperking van de gevolgen gebonden.

HR 6 oktober 1995, NJ 1998, 190 (Turnster)

Dit arrest is illustratief voor het vrij zeldzame geval dat overmacht in de zin van artikel 185 WVW wordt aangenomen

Rechtsregel: In beginsel moet de bestuurder van een bus rekening houden met weggebruikers die in strijd handelen met de verkeersregels. In de gegeven omstandigheden van de casus hoefde de bus hier echter geen rekening mee te houden.

HR 16 februari 1996, NJ 1996, 393 (Staat/Royal Nederland)

Dit is het standaard-arrest over de schadevergoedingsplicht van de arts indien als gevolg van een medische fout (mislukte sterilisatie) een gezond kind ter wereld komt. De kosten van verzorging en opvoeding zijn een vergoedbare vermogensschade, zo ook de inkomensderving van de moeder.
Rechtsregel: Wegens het ontbreken van psychisch letsel wordt deze vordering in drie instanties afgewezen. Het enkele feit dat de zelfbeschikking van de vrouw ten aanzien van haar eigen lichaam en/of haar gezinsplanning is doorbroken is derhalve niet voldoende voor vergoeding van immateriele schade.

 HR 21 februari 1997, NJ 1999, 145 (Wrongful birth)

Proportionele aansprakelijkheid. In dit arrest over een geval van leidingschade werd beslist dat de bewijslast voor de stelling dat de schade zo ver verwijderd is dat zij niet meer kan worden toegerekend, rust op de gedaagde.
Rechtsregel: Volgens het Hof handelde Nacap onzorgvuldig en nu het csqn-verband vaststaat, belast het Hof Nacap met het bewijs dat het door 6:98 BW geëiste verband ontbreekt. HR: Dit geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

HR 2 oktober 1998, NJ 1998, 831 (Nacap/Shellfish)

Dit is het standaard-arrest over de mogelijkheden voor schadevergoeding voor de zorg en verpleging door naasten van een gekwetste (hier de ouders van een ernstig gewond kind).

HR 28 mei 1999, NJ 1999, 564 (Losser/De Vries of Johanna Kruidhof)

Dit is het standaard-arrest over de mogelijkheid van doorbreking van de lange verjaringstermijn.

HR 28 april 2000, NJ 2000, 430 (Van Hese/De Schelde of Doorbreking objectieve verjaringstermijn)

Een gevaarscheppende gedraging is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.
Er is hier sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

HR 12 mei 2000, NJ 2001, 300 (Verhuizende zusjes of Jansen/Jansen)

Dit arrest is van belang omdat daarin werd bepaald dat de normen van artikel 185 WVW doorwerken in de aansprakelijkheid van een tram (hoewel die aansprakelijkheid is gebaseerd op 6:162 BW)

HR 14 juli 2000, NJ 2001, 417 (Geertsema/de Niet)

Rechtsregel: Kan de bezitter zich distantiëren van aansprakelijkheid ex art. 6:179 BW op grond van de behandelingsovereenkomst die hij met de arts heeft gesloten?
- Noch de aard en strekking van de behandelingsovereenkomst, noch de verkeersopvattingen brengen mee dat in een onderhavig geval de dierenarts het risico van het letsel moet dragen. De bezitter van het paard kan dus aansprakelijk worden gehouden.

HR 27 april 2001, NJ 2002, 54 (Donkers/Scholten of Dierenarts)

Dit is het standaard-arrest over de reflexwerking van de 50% en 100% regel op de spiegelbeeldige situatie dat een fietser of voetganger aansprakelijk is voor schade van een automobilist.

HR 4 mei 2001, NJ 2002, 214 (Chan-a-Hung/Maalste),

In dit arrest aanvaardt de Hoge Raad een 'doorbraak' van het systeem van artikel 6:107 voor derden die psychisch letsel oplopen als gevolg van de confrontatie van de dood of het letsel van anderen.
(i) de betrokkene rechtstreeks wordt geconfronteerd met de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden en, (ii) deze confrontatie bij de betrokkene een hevige schok teweeggebracht heeft, hetgeen zich met name kan voordoen indien sprake is van een nauwe (affectieve) band met degene die door het ongeval is gedood of gewond geraakt.

HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240 (Shockschade of Taxibus)


Causaal verband
- Er moet sprake zijn van een norm die beschermt tegen een specifiek gevaar
- Die norm is geschonden
- Het specifieke gevaar zich heeft verwezenlijkt
- Deze verwezenlijking moet eiser, ook bij betwisting door gedaagde, aannemelijk hebben gemaakt

HR 29 november 2002, NJ 2004, 304 (TFS/NS of The Transport Ferry Service BV/NS)

Dit arrest over de toepassing van artikel 6:99 bij opeenvolgende schadeveroorzaking laat zien dat hetgeen dat wordt aangemerkt als 'de schade' (hier: de total loss schade) bepalend kan zijn voor de vraag of toepassing van artikel 6:99 kan leiden tot aansprakelijkheid voor het geheel.

HR 31 januari 2003, NJ 2003, 346 (Drewel/AMEV of Het afgebrande politiebureau)

In dit arrest beslist de HR dat de mogelijkheid uit Johanna Kruidhof niet wordt doorgetrokken naar de echtgenote die thuis haar echtgenoot verzorgd in de laatste weken voordat hij overlijdt aan asbestkanker waarvoor de werkgever aansprakelijk is.

HR 6 juni 2003, NJ 2003, 504 (Krüter-Van der Pol/Wilton Fijenoord)

Dit is het standaard-arrest over het aanvangstijdstip van de korte verjaringstermijn.
de korte verjaringstermijn pas begint te lopen zodra hij of diens wettelijk vertegenwoordiger, voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid hoeft te zijn – heeft gekregen dat het letsel (mede) is veroorzaakt door tekortschietend of foutief medisch handelen.

HR 31 oktober 2003, Rv/dW 2003, 169 (Saelman/AZVU)

In dit arrest wordt aanvaard dat de ernstige inbreuk op fundamentele rechten (hier: de integriteit van een persoon en de veiligheid van zijn woning) kan worden aangemerkt als een 'aantasting in de persoon' in de zin van artikel 6:106 lid 1 onder b, en dus grond kan geven voor de verplichting tot vergoeding van immateriële schade, zonder dat hiervoor nodig is dat geestelijk letsel is vastgesteld.

HR 9 juli 2004, NJ 2005, 391 (Oosterpark of Oudejaarsrellen Groningen)

HR: De norm van art. 8 lid 2, aanhef en onder b, Wegenverkeerswet 1994, welke door X. gegeven het hiervoor in 3.1 onder (v) vermelde alcoholgehalte van zijn bloed is overtreden, strekt specifiek tot het voorkomen van verkeersongevallen. Door rijden onder invloed wordt het gevaar dat bij een andere weggebruiker schade ontstaat in het algemeen aanmerkelijk vergroot. Dit tezamen in aanmerking genomen, betekent het enkele feit van de aanrijding tussen X. en Aydin reeds dat het specifieke gevaar waartegen genoemde norm bescherming beoogt te bieden zich hier heeft verwezenlijkt, zodat het hof toepassing had moeten geven aan de omkeringsregel.

HR 8 april 2005, NJ 2005, 284 (Beschonken bromfietser)

Rechtsregel: Het handelen met iemand terwijl men weet dat deze door dit handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, is op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig. Of een dergelijk, gewoonlijk als profiteren of gebruikmaken van wanprestatie aangeduid, handelen jegens die derde onrechtmatig is, hangt af van de omstandigheden van het geval. In dit geval werd besloten dat er geen sprake was van onrechtmatigheid omdat er geen bijkomende omstandigheden waren zoals in Pos/Van der Bosch.

HR 23 december 2005, NJ 2006, 33 (Van Oosterom/Baas-Van Oosterom)

Stuiting. Dit arrest geeft goed de stand van zaken weer mbt de vraag of een brief een stuiting bevat.

Ingevolge art. 3:317 lid 1 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.

HR 24 november 2006, NJ 2006, 642 (Stuiting door brief)

Aansprakelijkheid van bestuurder van rechtspersoon





(i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel

(ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt.

HR 8 december 2006, NJ 2006, 659 (Ontvanger/Roelofsen)

In dit arrest benadrukt de Hoge Raad dat bij de toepassing van de voorwaarden uit het Shockschade-arrest strikt de hand moet worden gehouden aan het confrontatie-vereiste.

HR 9 oktober 2009, NJ 2010, 387 (Vilt-arrest of Kleijnen c.s./Reaal Schadeverzekeringen)

Dit arrest is een voorbeeld van een proportionele oplossing bij fouten van advocaten die (impliciet) is gebaseerd op het leerstuk van het verlies van een kans.
in beginsel moet worden beoordeeld hoe op de vordering of het rechtsmiddel had behoren te worden beslist, althans dat het te dier zake toewijsbare bedrag moet worden geschat aan de hand van de goede en kwade kansen die de cliënt zou hebben gehad indien de vordering of het rechtsmiddel tijdig zou zijn ingesteld.

HR 11 december 2009, NJ 2010, 3 (Velic/Lemmen of Verlies van een kans)

De tenzij-clausule houdt in dat ten aanzien van de bezitter van het dier de hypothetische situatie wordt aangenomen dat hij de gedraging van het dier waardoor de schade is veroorzaakt in zijn macht had en aldus bewust zou hebben toegelaten (vgl. Hoge Raad 24 februari 1984, NJ 1984, 415) en dat in die hypothetische situatie aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW zou hebben ontbroken.

Gerechtshof Leeuwarden 22 juni 2010, LJN BN0684 (Politiehond Deventer).

Rechtsregel: Voor een dergelijke aansprakelijkheid van een bestuurder — die niet een tekortschietende of onbehoorlijke taakuitoefening als bestuurder betreft, maar berust op een daarvan losstaande zorgvuldigheidsnorm — gelden de gewone regels van onrechtmatige daad. In het bijzonder is dan niet vereist dat de bestuurder een ernstig verwijt van zijn handelen kan worden gemaakt. Dat geldt ook in een geval als het onderhavige, waarin de onrechtmatige gedragingen van de bestuurder in het maatschappelijk verkeer (tevens) als gedragingen van de vennootschap kunnen worden aangemerkt, zodat ook de vennootschap uit eigen hoofde op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk gehouden kan worden.

HR 23 november 2012, NJ 2013, 30 (Van de Riet/Hoffman of Spaanse villa)

Dit arrest is eveneens een illustratief voorbeeld van de ruimte causale toerekening bij letselschade
tweede ongeval in verband met eerste

HR 3 oktober 2014, NJ 2014, 429 (Swinkels/Saint Gobain)

Prejudiciele vragen:
1. Is de hangmatjurisprudentie ook van toepassing tussen medebezitters van dieren?
2. Kan aansprakelijkheid uit hoofde van art. 6:181 BW worden gevestigd jegens een andere bedrijfsmatige gebruiker van een dier?
Rechtsregel:
1. Art. 6:179 BW vestigt geen risicoaansprakelijkheid jegens personen die de hoedanigheid van medebezitter van het dier hebben.
2. Art. 6:181 vestigt geen aansprakelijkheid jegens personen die de hoedanigheid hebben van bedrijfsmatige medegebruikers van een dier.

HR 29 januari 2016, NJ 2016, 173 (Paard Imagine of Hangmat II)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo