Belastingaanslagen en voor bezwaar vatbare beschikkingen - De navorderingsaanslag
28 belangrijke vragen over Belastingaanslagen en voor bezwaar vatbare beschikkingen - De navorderingsaanslag
De fiscus heeft de bevoegdheid belasting na te vorderen indien ten onrechte te weinig of geen
belasting is geheven (art. 16 AWR) bij aanslagbelastingen. Bij aangiftebelastingen kan de inspecteur
corrigeren door middel van naheffingsaanslag (art. 20 AWR). V
5.7.1.1 Voor navordering is een feit vereist Wat kun je vertellen over dit feitje?
De inspecteur moest dit feit bij de
vaststelling van de oorspronkelijke aanslag niet kennen, en redelijkerwijze niet behoeven te kennen. (dus niet op basis van verandering van inzicht bij de inspecteur).
5.7.1.2 Wat is de functie van de navorderingsaanslag?
De materiële belastingschuld wordt omgezet in een formele betalingsverplichting. De belastingplichtige moet er op kunnen vertrouwen dat met de vaststelling van de definitieve aanslag de heffing te zijnen aanzien voltooid is. Er kan dus geen nieuwe definitieve aanslag worden opgelegd.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
5.7.2 Navordering algemeen
5.7.2.1 waarvoor dient de navordering van art. 16 AWR? En waarvoor kan het niet worden gebruikt?
- Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat ten onrechte geen of
- een te lage definitieve aanslag is opgelegd,
kan dit met behulp van een navorderingsaanslag worden hersteld.
Navordering kan niet plaatsvinden tot
- herstel van een ambtelijk verzuim. De belastingplichtige die te kwader trouw is kan geen beroep doen op het nieuwe feitvereiste.
- Ook beperking door de schrijf- en tikfoutjurisprudentie (art. 16 lid 2 sub c AWR).
5.7.2.2 Verkapte navordering: foutenleer
Foutenleer kan meebrengen dat..
het rechtszekerheidsbeginsel moet wijken voor de bij de winstberekening te hanteren uitgangspunten.
5.7.3 De navordering van art. 16, eerste lid
5.7.3.1 Benoem de vereisten:
- Het vermoeden van een onjuistheid in de aanslagregeling moet zijn gebaseerd op een feit.
- Het moet gaan om een feit dat de inspecteur niet bekend was of redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn, dan wel een feit ten aanzien waarvan belastingplichtige te kwader trouw is.
- De vermoede onjuistheid moet inhouden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, dan wel dat een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of heffingskorting ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
5.7.3.2 Het nieuwe-feitvereiste strekt ertoe?
5.7.3.3 wanneer kunnen onjuistheden niet meer worden gecorrigeerd?
Als de inspecteur onderzoek is begonnen, maar voor het afronden een aanslag oplegt, kunnen onjuistheden uit het onderzoek niet meer met navordering worden gecorrigeerd
5.7.3.3 Bij ‘de inspecteur’
gaat het om het bestuursorgaan en niet de natuurlijke persoon. Beslissend is: (3)
- of men binnen het desbetreffende onderdeel kon beschikken over de informatie;
- of die informatie binnen dat onderdeel zo had moeten worden verwerkt dat zij bij de aanslagregeling kon worden benut; en
- of bij de aanslagregeling de benutbare informatie ook is gebruikt.
Ook fouten in een geautomatiseerde aanslagregeling worden aan de inspecteur toegerekend.
5.7.3.4 wanneer kunnen we spreken van kwade trouw?
Er moet sprake zijn van een causaal verband tussen het gedrag te kwader trouw en het ten onrechte niet of te weinig heffen van belasting. Moet aan opzet van belanghebbende toe te rekenen zijn dat
het desbetreffende feit niet eerder aan de inspecteur bekend was
(ook voorwaardelijke opzet: bewust zijn dat de aanmerkelijke kans bestaat dat er een onjuiste aangifte wordt gedaan).
5.7.3.5 welke nuanceringen kent de eis van het nieuwe feit in de rechtspraak?
- BNB 1990/133: belanghebbende werd aangeslagen overeenkomstig de aangifte, maar was uit eerdere correspondentie duidelijk dat de inspecteur besloten had correcties aan te brengen.
- BNB 1991/118: belastingplichtige wist ten tijde van het uitreiken van de aanslag dat de aanslag ten gevolge van een nader aangeduide misslag van rechtskundige aard onjuist was vastgesteld.
5.7.3.7 wanneer vangt het tijdstip van het nieuwe feit aan?
Moet opkomen nadat de definitieve aanslag is vastgesteld. Tijdstip waarop de inspecteur de elementen van de aanslag vaststelt en invoert in het computersysteem van de Belastingdienst.
5.7.3.8 wanneer kan er een opvolgende navorderingsaanslagen worden opgelegd? (en wanneer niet)
Er kan een tweede navorderingsaanslag worden opgelegd indien blijkt dat de vorige tot een te laag bedrag is vastgesteld. Kan niet worden opgelegd als de eerste navorderingsaanslag moest worden
vernietigd wegens het ontbreken van een nieuw feit (art. 16 lid 1 AWR).
5.7.3.9 mogen er nieuwe feiten worden aangereikt bij het opleggen van de navorderingsaanslag?
Indien na het opleggen van de navorderingsaanslag andere feiten worden gebruikt om aan te tonen dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven, is niet strijdig met het karakter van de navordering.
5.7.3.10 Navorderingsaanslag wordt opgelegd tot herstel van handelingen (en is limitatief, art. 16 lid 1 AWR), benoem de 3 gevallen.
- Een aanslag is ten onrechte achterwege gelaten.
- De aanslag is tot een te laag bedrag vastgesteld.
- Een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of heffingskorting is ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend.
5.7.3.11 Met behulp van een navorderingsaanslag kan te weinig geheven belasting na een herziening van de WOZ-beschikking worden hersteld (art. 18a AWR).
5.7.4 De navordering van art. 16, tweede lid
5.7.4.1 Waaraan kan je denken als het gaat om navorderingen in de zin van artikel 16 lid 2
herstel van fouten die zijn
gemaakt bij verrekeningen van bijvoorbeeld voorheffingen en voorlopige aanslagen. Het redresseren van ambtelijke verzuimen en veranderingen van inzicht met betrekking tot verrekening is derhalve mogelijk. Verrekenfout valt niet onder lid
5.7.4.2 Art. 16, tweede lid; welke correcties op het wettelijke systeem kent men?
De ruime navorderingsmogelijkheden zijn in de rechtspraak ingedamd. Mag niet worden nagevorderd wanneer het in strijd komt met enig beginsel van behoorlijk bestuur
5.7.4.3 is de navorderingsbevoegdheid beperkt?
Navorderingsbevoegdheid was eerst beperkt tot gevallen waarin tot een te hoog bedrag of ten onrechte verrekening van voorlopige aanslagen en voorheffingen had plaatsgevonden. Later ook de voorlopige teruggaven en voorlopige verliesverrekening.
5.7.4.4 Herstel vereerde toerekening inkomensbestanddelen art 16 lid 2 (onderdeel b) Geen nieuw feit nodig. Gaat om situaties als voorzien in art. 17 lid 3 en 4 IB.
5.7.4.5 Herstel fouten art 16 lid 2 (onderdeel c)Navordering kan plaatsvinden in alle gevallen waarin te weinig belasting is geheven doordat ten gevolge van een fout een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is
vastgesteld. Herstel van een schrijf- of tikfout of daarmee gelijk te stellen vergissing en het voor belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar was dat bij de totstandkoming van de aanslag een fout was gemaakt.
Aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan indien:
De te weinig geheven belasting ten minste
30% bedraagt van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting.
5.7.5 De navorderingstermijn
5.7.5.1 De bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag vervalt door verloop van vijf jaren
na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan (art. 16 lid 3 AWR).
5.7.5.2 Een onbeperkte navorderingstermijn geldt voor situaties waarin sprake is van..
een herziening van de keuze voor de toerekening van inkomens- en vermogensbestanddelen tussen fiscale partners in de zin van art. 2.17 lid 3 of 4 Wet IB.
5.7.5.3 wat is het navorderingstermijn bij herstel van fouten?
voor zover navordering zonder toepassing van art. 16 lid 2 sub c AWR niet zou kunnen plaatsvinden, verloopt de bevoegdheid na twee jaren na het tijdstip waarop het besluit is genomen om geen aanslag op te leggen, dan wel de aanslag is vastgesteld (lid 3).
5.7.5.4 wat is het navorderingstermijn bij buitenlandse situaties?
Navorderingstermijn bedraagt dan twaalf jaar (art. 16 lid 4 AWR). De verlenging van de navorderingstermijn ziet op buitenlandse bestanddelen van de navordering.
5.7.5.5 Wanneer kan een navorderingstermijn worden verlengd?
De navorderingstermijn wordt verlengd in gevallen van achterwaartse verliesverrekening (art. 16 lid
5 AWR)
5.7.5.6 Kan de inspecteur na afloop van de vijfjaarstermijn navorderen?
De inspecteur kan ook na afloop van de vijfjaarstermijn navorderen indien heffingskorting is verleend boven het maximale bedrag als in art. 8.9 lid 1 of 8.9a lid 3 Wet IB (art. 16 lid 6 AWR).
5.7.6 aan wie kunnen navorderingsaanslagen worden opgelegd?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden