Samenvatting: Bank- En Financiewezen

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Bank- en Financiewezen

  • 1 DEEL 1: De bank balans

  • Wat staat er op de actief zijde van banken?

    VASTE ACTIVA
    - Materiële en Financiële activa
    - Oprichtingskosten en immateriële activa


    EFFECTEPORTEFEUILLE
    - alle effecten: obligaties, aandelen

    KREDIETEN
    - bedrijven: investerings, discoto, roll-over krediet
    - particulieren: verbruikers, consumenten, hypothecair krediet
    - overheid: bankleningen, staatsbons, schatkistcertificaten, OLO's

    KASGELDEN
    Zeer liquide middelen, onmiddelijk voldoen aan geldopvraging

    INTERBANKVORDERINGEN
    - fondsen, ontlenen en uitlenen tussen banken
  • Wat staat er op de passief zijde van banken?

    EIGEN VERMOGEN
    - bezit van de bank, wettelijk bepaald voor minimum

    ACHTERGESTELDE SCHULDEN
    - moeten betaald worden na alle andere schulden maar voor aandelen

    DEPOSITO'S
    - geldbedragen geplaats door particulieren, ondernemingen en overheid
    - krijgen interest als vergoeding
    - zicht, termijn en spaardeposito's bijv. 

    IN SCHULDBEWIJZEN BELICHAAMDE SCHULDEN
    - door bank uitgegeven effecten

    INTERBANKSCHULDEN
    - bedragen die de bank verschuldig is aan andere financiële instellingen

    OVERIGE PASSIVA
  • Wat is het verschil tussen bankbalans en die van niet-financiële ondernemingen?

    Functie van bank is het omzetten van fondsen van spaarders in kredieten aan ontleners. 

    Voornaamste actiefpost: verlenen van kredieten
    Ondernemingen: investeringen
    Voornaamste passiefpost: deposito's
    Verhouding eigen/vreemd vermogen: lager bij banken
  • 2 Interestberekeningen en diverse financiële producten

    Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is de reële interest?

    De vergoeding die beleggers ontvangen voor de derving van onmiddelijke consumptie en de derving van opbrengsten op alternatieve investeringen
  • Wat is de slotwaarde bij enkelvoudige interest? En de actuele waarde?

    Cn = C*(1+i*n)
    Cn = C*(1+i*(1-r)*n)        <- roerende heffing
    C = Cn / (1 + i*n)




    C is de grootte van het uitgeleende kapitaal
    n is beleggingsduur
    Cn is de slotwaarde
  • Wat is het verschil tussen kasbons, kapitalisatiebons, staatsbon en verzekeringsbon?

    Het moment waarop de roerende voorheffing betaalt wordt. Bij kasbons tussentijds en bij kapitalisatiebons slecht op het einde.


    tussentijdse roerende voorheffing bij KASBONS:
    Cn = C*(1+(1-r)i)^n
    KAPITALISATIEBONS:
    Cn = C + (1-r)*I
    I = Cn - C = C*(1+i)^n - C

    STAATSBON: 4x per jaar door staat, middellange looptijd (4-8 jaar)

    VERZEKERINGSBON: combinatie levensverzekering + belegging
    - vrijgesteld van RV voor looptijd <8j: op voorwaarde dat ze in een overlijdingsdekking van 130% voorzien en dat de dekking op de koper van de bon geldt. 
    - altijd vrijgesteld van RV voor looptijd >8j
    - premie te betalen afhankelijk van de leeftijd van de verzekerde
  • Wat is het verband tussen de effectieve jaarlijke interestvoet i en de effectieve rentevoet per deelperiode i(m)/m

    1 + i = (1 + i(m)/m)^m

    i = de effectieve jaarlijke rentevoet 10.25%
    i(m)/m = de effectieve rentevoet per periode 5%
    i(m) = de schijnbare of nominale jaarlijke rentevoet = de rentevoer zonder incalculering van de tussentijdse kapitalisaties van de interestbedragen= 10%
  • Wat is de slotwaarde bij meer dan 1 kapitalisatie of interestbetaling per jaar?


    Cn = C * (1 + I(m)/m)^(m*n)Cn = C * e ^(i(m)*n)    <-- (continue interest)
    Waarbij m = oneindig
  • Hoe wordt de prijs van een obligatie berekent?

    P = C1/(1+i) + C2/(1+i)^2 + ..... + (Cn+B)/(1+i)^n
    Ct = coupon op tijdstip t
    B = de hoofdsom
    i = het geëiste rendement = rendement dat op gelijkaardige beleggingen wordt verkregen, ook wel markrente
    n = resterende looptijd van de obligatie

    ZERO-COUPON OBLIGATIE
    P = B/((1+i)^n)
  • Hoe wordt de NAW van een investering berekend?

    NAW = C1/(1+i) + C2/(1+i)^2 + ..... + Cn/(1+i)^n -I0
    Ct = netto kasinkomsten in jaar t
    I0 = intitiële investeringsuitgave
    i = marktrente
    n = looptijd

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart