Extra: formuleren, interpunctie, spelling en grammatica - Naamwoordelijk deel (nw. dl)
5 belangrijke vragen over Extra: formuleren, interpunctie, spelling en grammatica - Naamwoordelijk deel (nw. dl)
Wat is het "naamwoordelijke deel" van een zin?
Maak voorbeeldzinnen.
- Dat is het "NIET- werkwoordelijke" deel van een naamwoordelijke gezegde.
Voorbeeld:
- Dat boek bleek fantastisch.= "NIET- werkwoordelijke"
Vraag: wat is dat boek? Fantastisch = naamwoordelijk
- De verwarming is uit. = "NIET- werkwoordelijke"
Vraag: wat is de verwarming?
Uit = naamwoordelijk deel
Wat is het "naamwoordelijke deel" van een zin?
Maak voorbeeldzinnen.
- Dat is het "NIET- werkwoordelijke" deel van een naamwoordelijke gezegde.
Voorbeeld:
- Dat boek bleek fantastisch.= "NIET- werkwoordelijke"
Vraag: wat is dat boek? Fantastisch = naamwoordelijk
- De verwarming is uit. = "NIET- werkwoordelijke"
Vraag: wat is de verwarming?
Uit = naamwoordelijk deel
Hoe wordt het onderwerp gekoppeld aan het
"naamwoordelijk deel" in een naamwoordelijk gezegde?
Maak voorbeeldzinnen:
- In een "naamwoordelijk gezegde" wordt het "onderwerp" door koppelwerkwoorden aan het "naamwoordelijk deel" gekoppeld.
- Dat boek bleek fantastisch.=> Blijk =(kww.)
Bleek = koppelwerkwoord
- De verwarming is uit. => Zijn =(kww.)
Is = koppelwerkwoord - Mieke wordt verpleegster. => Wordt =(kww.)
Wordt = koppelwerkwoord
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Op welke 2 manieren kan je een "naamwoordelijk deel" vinden in een nwg.? Maak voorbeeldzinnen:
- Doe de DAT-proef
(stuk zin waarvan jij denkt dat het nwd. Is kunt vervangen met DAT) - Doe de WAT-vraag?
(het antwoord op de vraag is het nwd. )
Hans is dit weekend kapitein=> Wie is de kapitein?
=> Dat is Hans (nwd.)
Voorbeeld WAT-vraag:
Hans is dit weekend kapitein.=> Wat is Hans?
Antwoord= Kapitein (nwd.)
Op welke 2 manieren kan je een "naamwoordelijk deel" vinden in een nwg.? Maak voorbeeldzinnen:
- Doe de DAT-proef
(stuk zin waarvan jij denkt dat het nwd. Is kunt vervangen met DAT) - Doe de WAT-vraag?
(het antwoord op de vraag is het nwd. )
Hans is dit weekend kapitein=> Wie is de kapitein?
=> Dat is Hans (nwd.)
Voorbeeld WAT-vraag:
Hans is dit weekend kapitein.=> Wat is Hans?
Antwoord= Kapitein (nwd.)
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden