Samenvatting: Basisboek Literatuur | 9789493170247 | Coen Peppelenbos

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Basisboek literatuur | 9789493170247 | Coen Peppelenbos

• 3 Analyse en interpretatie

• 3.1 Proza

  Dit is een preview. Er zijn 35 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat wordt bedoeld met de compositie van een roman?

  Compositie van de roman: de constructie, de ordening van gegevens en het verband dat ze met elkaar hebben.
   

• Een analyse gaat altijd gepaard met voorbeelden uit de tekst, dus citeren. Uit welke 9 onderdelen bestaat een analyse?

  1) Plot/intrige
  2) Motto
  3) Perspectief
  4) Personages
  5) Ruimte
  6) Tijd
  7) Stijl
  8) Motieven en symbolen, literair-historisch en cultuur-historisch
  9) Vertelstructuren

• Omschrijf plot/intrige en geef aan hoe een auteur dit kan bewerkstelligen bij de lezer (3).

  Plot/intrige: de zeer verkorte weergave van het handelingsverloop in het verhaal.
  - Spanning: 
  - Humor: situationele humor : behorend bij verhaalverloop:
  - Humor: taalgebonden:

• Voor een aantal strofen bestaat een naam die bepaald is door het aantal regels/verzen waaruit de strofe bestaat, hoe heten die strofen?

  Monostichon: strofe van één regel
  Distichon- strofe van twee regels
  Terzet of terzine- strofe van drie regels
  kwatrijn -strofe van vier regels
  Quintet- strofe van vijf regels  
  Sextet- strofe van zes regels
  Septet -strofe van zeven regels
  octaaf- strofe van acht regels

• Wat is het verschil tussen een sujet en een fabel?

  Een sujet is de volgorde zoals die in de tekst geschreven staat, en bij een fabel reconstrueert de lezer de chronologische volgorde.

• Noem enkele technieken die een auteur kan gebruiken om een plot/intrige te bewerkstelligen.

  
  - Spanning: technieken
  à Op een spannend moment ophouden en met een andere verhaallijn verdergaan     (cliffhanger)
  è Ontknoping uitstellen door vertragingstechnieken te gebruiken (tijd)
  è Lezer meer informatie geven dan een personage
  è Suggesties bij lezer oproepen wat later niet waar blijkt te zijn
  è Vragen oproepen die later pas beantwoord worden
  è Verhaallijnen laten samenkomen à climax/anticlimax
  - Humor: situationele humor : behorend bij verhaalverloop:
  è Misverstanden (soms weet lezer meer dan een van de personages)
  è Verrassingen ( personages doen andere zaken dan je verwacht)
  è Stereotypen (personages doen precies wat je verwacht)
  è Herkenning (lezer herkent beschreven situaties uit eigen leven)
  - Humor: taalgebonden:
  è Stijlfiguren
  è Stijlmiddelen (ironie, sarcasme, cynisme)

• Definieer "motto" en noem 2 kenmerken waar je rekening mee moet houden.

  Motto: een stuk tekst dat voorafgaat aan de literaire tekst (vaak een citaat).
  1) Betrek het motto altijd bij de interpretatie. 
  2) Is vaak aanwijzing voor abstracte motieven/grondmotief/hamvraag.

• Wat is het verschil tussen "motto" en "opdracht"?

  Motto: een stuk tekst dat voorafgaat aan de literaire tekst (vaak een citaat). 
  
  Opdracht: een auteur draagt zijn boek op aan een of meerdere mensen.

• Humor kan in teksten op verschillende manieren voorkomen. Wat zijn 4 procédés in proza die humor opwekken?

  • Misverstanden
    
  • verrassingen
  • stereotypes
  • herkenning

• Definieer "perspectief" en noem 2 kenmerken.

  Perspectief: verteller, vertelinstantie, vertelstandpunt presenteert vanuit een bepaald gezichtspunt de personages en gebeurtenissen.
  1) Het perspectief stuurt het leesproces en interpretatie.
  2) Gebruik daarvoor nooit de dialogen.