Samenvatting: Basisvaardigheden Grammatica Voor De Pabo | 9789001831004 | Marja Bout, et al
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Basisvaardigheden grammatica voor de pabo | 9789001831004 | Marja Bout; Han de Bruijn
-
1 Woordsoorten benoemen.
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Waar verwijzen persoonlijke voornaamwoorden naar?
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen altijd naar een persoon en komen zelfstandig voor. -
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
Door de zin in een andere tijd te zetten. Bijvoorbeeld:Wij zitten aan tafel --> Wij zaten aan tafel.Zitten is hier de persoonsvorm. -
Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?
1. Eerst zoek je de persoonsvorm. Heb je die gevonden, zet je een zinsdeelstreepje om de persoonsvorm.2. Kijk welke stukjes van een zin altijd bij elkaar moeten blijven en welke uit elkaar gehaald kunnen worden. Je doet dit door de zin in een andere volgorde te zetten.Voorbeeld:Morgen loopt Loes voor het eerst naar school.PV= looptMorgen/loopt/Loes voor het eerst naar school.Loes /loopt/ morgen/ voor het eerst/ naar school. -
Voorbeeldzinnen met een persoonlijk voornaamwoord
- Hij gaf me dat boekje.- Zij gaven ons dat boekje.- Wij verlaten dat gebouw, het is pas gerenoveerd.( Wij en Het zijn persoonlijke voornaamwoorden, Het verwijst naar dat gebouw )- Ik herinner me dat ineens. ( Ik is een persoonlijk voornaamwoord, me is geen persoonlijk voornaamwoord, me komt van zich: zich herinneren. ) -
Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde in een zin?
Het werkwoordelijk gezegde in een zin vind je door alle werkwoorden bij elkaar te zoeken.Die werkwoorden vormen samen een korte zin, die te begrijpen is en de korte inhoud van de gehele zin weergeeft.Voorbeeld:In het komende weekend zullen we vast en zeker gaan dansen.Alle werkwoorden zijn: zullen, gaan, dansen.Het werkwoordelijk gezegde is dan: zullen gaan dansen.Controle d.m.v. de korte zin:We zullen gaan dansen. -
Wat zijn de drie voorwaarden voor het naamwoordelijk gezegde?
- In de zin staat een koppelwerkwoord- in de zin staat een naamwoord: een zelfstandig naamwoord OF een bijvoeglijk naamwoord- Het naamwoord zegt iets over het onderwerp.Als er niet aan alle 3 de voorwaarden wordt voldaan, bevat de zin geen naamwoordelijk gezegde maar een werkwoordelijk gezegde. -
1.2 Zelfstandig naamwoorden
-
Wat benoemen zelfstandig naamwoorden? (Meestal)
mensen
dieren
dingen
eigenschappen
idealen
ruimten
tijden
hoeveelheden -
Wat zijn eigenschappen van zelfstandige naamwoorden?
Er staat meestal een lidwoord voor (de, het, een)- Je kan het verkleinen boot - bootje
- Je kan er meervoud van maken boot - boten
- Soms kan je er een ander woordsoort van maken
het stormen hield maar niet op (zelfstandig naamwoord) -
1.3 Bijvoeglijk naamwoord
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de kenmerken van een bijvoeglijk naamwoord?
- Naast grond vorm ook een verbuiging leuk - leuke
- In vergrotende en overtreffende trap te zetten klein - kleiner -kleinst
- Ook achter zelfstand naamwoord mogelijk De mooie tuin - De tuin is mooi
-
Hoe noem je bijvoeglijk gebuikte voltooid deelwoorden?
Bijvoegelijk naamwoord:
De gebroken vaas
De gemorste melk
De vergrote foto
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden