Zinsontleden

14 belangrijke vragen over Zinsontleden


Hoe moet je redekundig ontleden?

In een vaste volgorde!
  1. Persoonsvorm
  2. Zinsdelen
  3. Onderwerp
  4. Werkwoorden? -> werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
  5. Lijdend voorwerp
  6. Meewerkend voorwerp
  7. voorzetselvoorwerp
  8. Bijwoordelijke bepaling

Wat zijn de kenmerken van een persoonsvorm?

  • Altijd een werkwoord
  • Geeft de tijd van de zin aan (tt of vt)
  • Verandert wanneer je de zin van tt naar vt zet en van vt naar tt

Verdeel je de zin in zinsdelen: STAP 1

Zet zinsdeelstreepjes
  • Begin bij persoonvorm, er voor en er achter een zinsdeelstreepje

Mijn jongste zusje /kocht/ zondag een ijsje in het zwembad

*** PV: andere tijd zetten of vragend maken ***


  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Verdeel de zin in zinsdelen: STAP 2

Welke delen moeten bij elkaar blijven? Doe dit door de zin te husselen. Soms lukt dit niet, kijk dan welke woorden echt bij elkaar horen.

Zondag /kocht/ mijn jongste zusje een ijsje in het zwembad
Mijn jongste zusje /kocht/ zondag een ijsje in het zwembad
In het zwembad /kocht/ mijn jongste zusje een ijsje
Een ijsje /kocht/ mijn jongste zusje in het zwembad

Zinsdelen:
Zondag
Mijn jongste zusje
In het zwembad
Een ijsje

Mijn jongste zusje / kocht / zondag / een ijsje / in het zwembad

Waneer geen onderwerp?

Bij gebiedende wijs:

Ga uit mijn ogen!

Wat zijn onderwerp en ww gezegde bij elkaar?

Korte zin die (net) genoeg info geeft op te begrijpen waar het over gaat

Voorbeeld
Hebben/ de honden/ echt/ in de vijver /gezwommen?

Stap 1: PV = hebben
Stap 2: Deelstrepen
Stap 3: Onderwerp=De honden
Stap 4: ww gezegde= hebben gezwommen

Korte zin: Hebben de honden gezwommen?

In het komende weekend /zullen/ we /vast en zeker/ gaan dansen

Stap 1: PV=zullen
Stap 2: Deel strepen
Stap 3: Onderwerp=we
Stap 4: ww gezegde= zullen gaan dansen

Korte zin: Zullen we gaan dansen

Wat zijn de valkuilen Werkwoordelijk gezegde?

  • Meestal alleen maar werkwoorden, soms ook andere woorden
Te voor het infinitief: te vinden

Jij weet mij te vinden
ww-gezegde: weet te vinden

  • Werkwoorden waar zich (of een vorm ervan: me, je, zich en ons) altijd bij hoort.
De directie heeft zich vergist
ww-gezegde: heeft zich vergist (vergissen is altijd met zich)


Hij heeft zich gewassen
ww-gezegde: heeft gewassen (wassen ook zonder zich mogelijk)


  • Scheidbaere werkwoorden
Ik schenk de melk in
ww-gezegde: schenk in (inschenken)


Doorlopen/inschenken/uitkijken

Wanneer werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

  • Staat er een koppelwerkwoord in de zin??
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken
voorkomen


  • Vorm korte zin
Peter en Anne /slapen/ in de vakantie /op luchtbedjes /in de tent
pv: slapen
onderwerp: Peter en Anne
werkwoorden: slapen -> geen koppel ww-> WW-GEZEGDE

korte zin: Pieter en Anne slapen

Wij /willen/ het appartementje/ in Amsterdam/ deze zomer/ graag huren.
pv: willen
onderwerp: wij
werkwoorden: willen huren -> geen koppel ww -> WW-GEZEGDE

Korte zin: wij willen huren

Onze voetbaltrainer/was/gister/ziek
pv: was
Onderwerp: onze voetbaltrainer
werkwoorden: was-> Koppelwerkwoord -> NW-GEZEGDE Was ziek

Korte zin: Onze voetbaltrainer was

De drie vragen


Als je wilt weten of een werkwoord een koppelwerkwoord is, stel je aan de betreffende zin de onderstaande drie vragen:

Vraag 1: Staat er een vorm van één van de negen koppelwerkwoorden in de zin?

Vraag 2: Gaat het in de zin om een toestand ( ook wel: eigenschap )?

Vraag 3: Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?

Alleen als je elk van de drie vragen met JA kunt beantwoorden, heb je te maken met een koppelwerkwoord. Als ook maar één vraag met NEE wordt beantwoord, je niet te maken met een koppelwerkwoord, maar een hulpwerkwoord of een zelfstandig werkwoord. Is het antwoord op vraag 1 ‘, kun je meteen stoppen met vragen, want dan weet je al dat je niet te maken hebt met een koppelwerkwoord, maar met één van de andere werkwoorden: een hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord.

Hoe herken je een meewerken voorwerp?

Zinsdeel begint meestal met: aan of voor
(of je kan het erbij bedenken en weg laten als het er al staat door veranderen volgorde zin)

Heb je hem dat boek uitgeleend? - Heb jij (aan) hem dat boek uitgeleend? - Heb jij dat boek aan hem uitgeleend?


Valkuilen meewerkend voorwerp

  • Niet altijd aan/voor, soms ook bij
De tranen schieten (bij) mij in de ogen -> meewerkend vw: mij

  • Een enkele keer is meewerken vw levensloos
De automonteur gaf mijn auto een grote beurt -> meewerkend vw: mijn auto

  • Geen meewerkend voorwerp wanneer aan of voor een plaats aanduiden

Bijwoordelijke bepalingen in een zinsdeel

Ondergeschikte bijwoordelijke bepalingen kunnen iets vertellen over een bijvoegelijk naamwoord, een telwoord of een ander bijwoord.

De juf is heel erg aardig
Heel erg, verteld iets over aardig
Heel verteld iets over erg
heel erg en heel: bijwoordelijke bepalingen


De student /wordt/ later /misschien /een erg goede leraar

Pv: wordt
Onderwerp: de student
naamwoordelijk gezegde: wordt een erg goede leraar
lijdend vw: geen
meewerkend vw: geen
voorzetsel vw: geen
Bijwoordelijke bepaling: later, misschien en erg

Welke bijvoegelijke bepalingen zijn er?

Voorbepaling en nabepaling

Hoe vind je de bijvoegelijke bepaling?

  • Is er een zelfstandig naamwoord?
  • Stel de vraag welke of wat voor + zelfstandig naamwoord
De groene bal/ is /zacht /geworden

PV: is
Onderwerp: De groene bal
NW-gezegde: is zacht geworden
Bijvoegelijke bepaling: die groene

Dat grote lokaal wordt maandag geverfd.

PV: wordt
Onderwerp: dat grote lokaal
WW: wordt geverfd
WW-gezegde: wordt geverfd
Bijvoegelijke bepaling: Dat grote

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo