Samenvatting: Bedrijfseconomie In Balans

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Bedrijfseconomie in Balans

• 1 Bedrijfseconomie

  Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Geef het verschil aan tussen beslissings-, verantwoordings-, en feedbackinformatie?

  Soorten informatie:
  - om beslissingen nemen -> beslissingsinformatie;
  - om verantwoording afleggen -> verantwoordingsinformatie;
  - om te vergelijken met de norm -> feedbackinformatie.

• 1.1 Bedrijfseconomie en maatschappij

• Welke vragen spelen een rol bij verenigingen en stichtingen volgens de bedrijfsfinanciën?

  • Organisaties zoals een sportclub of liefdadigheidsinstelling functioneren als een vereniging of stichting.
  • Zowel verenigingen als stichtingen moeten zaken financieel organiseren.
  • Vragen: Hoe leden werven? Hoe voldoende donateurs vinden? Voldoet het inkomen?
  • Het is essentieel leiding te geven en taken te verdelen.

• Wat is het belang van balans tussen inkomsten en uitgaven in de bedrijfswereld?

  • Balans tussen inkomsten en uitgaven is cruciaal.
  • Keuzes: kopen of leasen van producten.
  • Beslissen over sparen of lenen voor nieuwe aankopen.
  • Toekomstwensen: eigen onderneming of werken voor een organisatie.
  • Belastingen spelen een rol, evenals privatisatie in bepaalde situaties.

• Hoe worden financiële beslissingen genomen in bedrijfsfinanciën en persoonlijke situaties?

  • Beslissingen worden gebaseerd op bedrijfseconomische technieken.
  • Overwegingen: verschuiving van kosten in bedrijfseconomische context.
  • Juiste besteding en verdeling van middelen.
  • Eigen keuzes maken over financiële beheer, zowel zakelijk als privé.
  • Het gebruik van technieken speelt zowel in organisaties als bij individuen een rol.

• Wat is het verband tussen bedrijfseconomie en de maatschappij?

  • Bedrijfseconomie is onderdeel van de economische wetenschap.
  • Algemene economie onderzoekt relaties tussen groepen zoals overheid en consumenten.
  • Econometrie focust op wiskundige vertalingen van economie.
  • Bedrijfseconomie richt zich op gedrag van individuele ondernemingen.
  • Vragen betreffen financiering, winstberekening, personeelsvergroting.
  • Nederland had in 2017 meer dan 1,8 miljoen ondernemingen.
  • Ondernemingen zijn belangrijk in dagelijkse activiteiten en belastingen.

• 1.2 Personen, ondernemers en organisaties

  Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoe kunnen organisaties worden onderscheiden op basis van rechtsvorm?

  • Naamherkenning: Vaak herkenbaar aan de naam van de organisatie.
  • Juridisch Aspect: De rechtsvorm bepaalt juridische eigendom en verantwoordelijkheden.
  • Soorten Rechtsvormen: Beïnvloed de mate van aansprakelijkheid en structuur.
  • Keuzes Bepalen: De rechtsvorm is afhankelijk van de specifieke doelen en opzet van de organisatie.

• Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een besloten vennootschap (bv) en naamloze vennootschap (nv)?

  Rechtspersonen zoals een besloten vennootschap (bv) en een naamloze vennootschap (nv) kenmerken zich door:
  

  • Zelfstandige rechten en verplichtingen.
  • Eigenaars zijn meestal alleen aansprakelijk voor hun inbreng.
  • Speciale vormen zoals sportverenigingen en stichtingen vallen erbuiten.
  • De VOC was de eerste nv.

• Hoe kiezen niet-commerciële organisaties hun structuur en leiding?

  Een niet-commerciële organisatie kiest vaak een structuur zoals:
  

  • Vereniging: met leden, bestuur en een specifiek doel, zoals sport.
  • Stichting: met bestuur en specifiek doel, zoals scholen of liefdadigheidsinstellingen.
  • Zowel bedrijven als zulke organisaties hebben goede leiding nodig, vooral bij familiemanagement.

• Wat omvat het management in organisaties en welke managementniveaus zijn er?

  Management omvat:
  

  • Organiseren, plannen en leidinggeven.
  • Bepalen van doelen.

  Managementniveaus:
  

  1. Strategisch: Lange termijn, focus op tien jaar of meer.
  2. Tactisch: Middellange termijn, focus op drie tot vijf jaar.
  3. Operationeel: Korte termijn, planning tot twee jaar vooruit.

• Hoe worden strategische doelstellingen in organisaties gedefinieerd en wat is hun belang?

  Strategische doelstellingen:
  

  • Lange termijn doelen, vaak over tien jaar.
  • Gedefinieerd door topmanagement.
  • Helpen bij lange termijn visie.
  • Niet-commerciële doelen voor duurzaam effect, zoals onderwijsplanning voor kinderen.
  • Richtinggevend voor latere tactische en operationele doelen.