Structuur en omvang van de vermogensbehoefte en het vermogensaanbod

26 belangrijke vragen over Structuur en omvang van de vermogensbehoefte en het vermogensaanbod

BELANGRIJK: Noem de twee aspecten die belangrijk zijn bij het plannen van de financiering van activiteiten.

1. Welke investeringen nodig zijn voor de uitvoering (investeringsbehoefte)
en
2. Hoe deze investeringen worden gefinancierd (vermogensbehoefte)

Wat is partiële financiering?

Men trekt vermogen aan die nodig is voor de individuele kapitaalcomponent of project. ook goed antwoord: Financieringsvorm waarbij de onderneming elk apart activum financiert.

Noem twee soorten activa en leg uit.

Vaste activa: kapitaalcomponenten die langer dan 1 productieproces ter beschikking staan. Ze zijn bestemd om duurzaam te dienen.

Vlottende activa: kapitaalcomponenten die tijdens 1 productieproces worden verbruikt. Ze vallen vrij of worden omgezet in een ander activum.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat verstaat men onder financiële diversiteit?

(een begrip bij de bepaling van vermogensbehoefte)
Wanneer pieken en dalen in de vermogensbehoefte van ieder afzonderlijk activum niet op hetzelfde tijdstip samenvallen.

Leg uit wat 'investeren' inhoudt en noem twee varianten.

Investeren is het vastleggen van vermogen in kapitaalgoederen.

1. Uitbreidingsinvesteringen: ter uitbreiding van kapitaalgoederen
2. Vervangingsinvesteringen: ter vervanging van een kapitaalgoed.

Noem twee belangrijke verschillen tussen een treasurer en een controller.

1.
Een treasurer is belast met de inkomsten en uitgaven (Cashmanagement: beheersing van de liquiditeitspositie, aantrekken van vermogen, uitzetten van overtollige gelden en het realiseren van een goede vermogensstructuur
terwijl
Een controller is belast met de opbrengsten en kosten (budgetbewaking, beheersing van bedrijfsprocessen, analyseert afwijkingen).

2. 
Een treasurer is gericht op de externe financiële markten (zorgdragen voor goede contacten om vermogen binnen te halen)
terwijl
Een controller is gericht op de interne ondernemingsprocessen (coördinatie van activiteiten en het opstellen van de jaarrekening)

Noem 3 hoofdelementen van het werkkapitaalmanagement en leg uit waarom ze belangrijk zijn voor een onderneming. 

1. Debiteurenbeheer: heeft als doel om kredietrisico's zo klein mogelijk te houden;
2. Crediteurenbeheer: heeft als doel betalingen goed in te plannen en te kijken naar mogelijkheden tot korting;
3. Voorradenbeheer: heeft als doel om de voorraadgrootte te optimaliseren opdat ook de kasstroom wordt geoptimaliseerrd.

Waarom is een goed beheer van de kasstromen belangrijk?

Hoe beter het beheer van de kasstromen, hoe meer de continuïteit en/of groei van de onderneming 'intern' gefinancierd kan worden.

Noem drie soorten cashflows en hoe je deze berekent.

1. Initiële cashflow: kasstroom op het moment van investeren. 
Berekening: investeringsbedrag + bijkomende installatiekosten

2. Operationele cashflow: kasstroom gedurende de looptijd van het project
Berekening: winst na belasting + afschrijvingen

3. Cashflow per einde looptijd: kasstroom na project
Berekening: cashflow laatste periode + vrijvallend vermogen (restwaarde)

Welke twee oorzaken creëren cashflows (bij een project)?

1. De investeringen: uitgaven + mogelijke vrijval
2. De winst die wordt gegenereerd tijdens de looptijd 

Noem 2 bezwaren bij de TVP als calculatietechniek. 

1. Weinig oog voor rentabiliteit: de onderneming selecteert op liquiditeit en niet op het te behalen rendement nà de periode.
2. Weinig oog voor volgorde van ontvangst van cashflows: er wordt alleen gekeken over de looptijd, dus globaal, terwijl binnenkomende cashflows aan het begin van de looptijd te prefereren is.

BELANGRIJK: Noem de formule voor de berekening van de GBR en leg uit.

                         gemiddelde winst
GBR = gemiddeld geïnvesteerd vermogen

waarvan je eerst berekent:

Gemiddelde winst = gemiddelde cashflow - gemiddelde afschrijvingen
en
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen = (investeringsbedrag + restwaarde) / 2

Noem 2 bezwaren bij de GBR als calculatietechniek.

1. Weinig oog voor de grootte van het investeringsbedrag: rentabiliteitspercentages drukken alleen de relatieve hoogte van het te verwachte rendement uit en niet de hoogte van de investering of de liquidische winst, terwijl dit van essentieel belang is voor een onderneming

2. Weinig oog voor volgorde van ontvangst van cashflows: er wordt alleen gekeken over de looptijd, dus globaal, terwijl binnenkomende cashflows aan het begin van de looptijd te prefereren is.

BELANGRIJK: Noem de formule voor de berekening van de NCW en leg uit wanneer deze positief is.

          
NCW bij een minimaal rendementspercentage van 10% over een periode van 3 jaar met restwaarde 500:

  (cashflow p.j)         (cashflow p.j)           (cashflow p.j + 500)
          1,1             +         1,1 * 1,1           +             1,1*1,1*1,1            =

(cashflow + 500)
         1,331                  - investeringssom = NCW

De NCW is positief als de uitkomst meer dan 0 is, want dan is de netto contante waarde hoger dan de cashflow + minimale rendementspercentage.

Wat is het belangrijkste verschil tussen het gewenste minimale rentepercentage en de interne rentevoet?

De gewenste minimale rentepercentage wordt door de onderneming van tevoren bepaald, b.v. 10% bovenop de verwachte cashflows

terwijl

De interne rentevoet de uitkomst is van de berekening naar het rentepercentage bij een gewenste uitkomst om het investeringsbedrag aan het einde van de looptijd terugverdiend te hebben (dus op 0 uit te laten komen).

Wat is de vuistregel voor het inschatten van de interne rentabiliteit (interne rentevoet)?

De geschatte interne rentabiliteit is circa 80% van de Gemiddelde Boekhoudkundige Rentabiliteit (GBR)

Wat is het verschil tussen partiële en totale financiering?

Partiële financiering = financiering waarbij elke kapitaalcomponent apart gefinancierd wordt,

terwijl

Totale financiering het totaalbedrag aan financiering is voor alle kapitaalcomponenten tegelijkertijd

Wat houdt het sale and lease back-systeem in? Noem twee voordelen.

Onderneming koopt en verkoopt een goed, om het vervolgens weer terug te leasen. 

Voordelen: 
1. Fiscaal: huur kan afgetrokken worden als bedrijfskosten
2. Flexibiliteit: de huurder kan na de huurperiode desgewenst veranderen van goed

Wat houdt factoring in? Noem twee vormen.

Het debiteurenbeheer van een onderneming wordt uitbesteed aan een factormaatschappij, in ruil voor een rentepercentage.

1. Old-line factoring: de factoor schiet 80% a 90% van de overgedragen vorderingen voor tegen een rentepercentage:

2. Maturity factoring: de factoor betaalt op of vlak na de vervaldatum de vorderingen uit, tegen 1 tot 2,% procent normale factoorkosten.

Wanneer wordt er gesproken over diversiteit in relatie tot de financiering van activa? En waarom is het belangrijk om dit al dan niet vast stellen?

Er is sprake van diversiteit als de vermogensbehoefte voor de totale activa minder fluctueert als de vermogensbehoefte voor de kapitaalcomponenten onderling. 

Als diversiteit vastgesteld wordt, dan is het vaak nodig om naast lang vermogen ook kort vermogen aan te trekken, om zo de financieringspieken te waarborgen.

Bij een meer evenwichtige vermogensbehoefte is het dekken van de totale financiering uit lang vermogen vaak al voldoende.

Wat is de betekenis van vermogensoptimum?

Dit houdt in dat er sprake is van een optimale combinatie van aangetrokken (eigen, kort vreemd, lang vreemd) vermogen, waarbij de verkrijgingskosten zo laag mogelijk zijn.

Leg uit op welke 2 manieren eigen vermogen kan ontstaan.

EV ontstaat doordat:

1. De ondernemer geld in de onderneming stort
of
2. de ondernemer gerealiseerde winst niet uitkeert, maar opneemt als reserve.

Noem 3 interne financieringsbronnen en noem minimaal 1 voorbeeld per bron.

1. Eigen besparingen: het inhouden van winst

2. Automatisch opgewekt vermogensaanbod: de beschikbaarheid van nog af te dragen BTW, afnemerskrediet, krediet bij levering van goederen door leveranciers

3. Intensivering van het gebruik van geld; door beter debiteuren- of voorradenbeheer

Noem 2 vormen van vermogensmarkten. Noem per markt minimaal 2 voorbeelden.

De kapitaalmarkt: hier worden vermogenstitels verhandeld met een lange looptijd, zoals aandelen, obligaties, hypothecaire leningen en onderhandse geldleningen.

De geldmarkt: hier worden vermogenstitels verhandeld met een korte looptijd (max. 1 à 2 jaar), zoals bankkredieten voor rekening-courant, deposito's, daggeldleningen. 

Noem 2 bronnen van geld dat op de vermogensmarkt wordt verhandeld.

1. Externe besparingen: aanbieders bieden geld aan als uitvloeisel van hun belang om te sparen (bijvoorbeeld particuliere beleggers die geld willen sparen en daardoor beleggen, spaarbanken, pensioenfondsen etc)

2. Geldschepping door banken: op basis van het vermogen opgebouwd uit klantenkredieten

Wat is het verschil tussen de eerstehands- en de tweedehands- vermogensmarkt?

Eerstehands vermogensmarkt: geldgevers zonder tussenkomst van de bak

Tweedehands vermogensmarkt: vermogensoverdracht/kredietcreatie door banken 

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo