Basisvragen - Opkomst van Vlaanderen en Brabant in de Late Middeleeuwen
9 belangrijke vragen over Basisvragen - Opkomst van Vlaanderen en Brabant in de Late Middeleeuwen
Waardoor wordt Atrecht het startpunt van stedelijke dynamiek?
- Door de hoge landbouwproductiviteit en de schapenhouderij in de regio veroverde die stad een centrale plaats in de lakennijverheid.
- Lakenhandelaren vonden als eerste in de Lage Landen aansluiting op een handelsnetwerk dat zich via jaarmarkten in Frankrijk uitstrekte tot de Italiaanse stadstaten.
- Rijke kooplieden versterkten hun positie door zich te organiseren in koopliedengilden. Ook door leningen te verstrekken aan edellieden kregen ze het stadsbestuur in handen.
- Ondernemers in de lakennijverheid belegden hun kapitaal (winsten) in de vorm van leningen aan de graaf van Vlaanderen en aan stadsbesturen van Gent, Brussel en Leuven.
Waardoor wordt Atrecht overvleugeld door Vlaamse steden als Brugge?
Waardoor ontstonden spanningen tussen de patriciërs en het gemeen in de steden?
- Alleen de patriciërs, ongeveer 10% van de stedelijke bevolking, maakten deel uit van het stadsbestuur, terwijl de ambachtslieden (verenigd in gilden) en de ambachtsmeesters ongeveer 40% van de stedelijke bevolking vormden.
- De rest van de bevolking had geen vast inkomen, deed het zwaarste werk en was niet georganiseerd. Onder hen was de onvrede vooral groot in tijden van economische tegenslag, omdat zij dan niet in staat waren te betalen voor de meest elementaire levensbehoeften. Velen die geen werk vonden, kwamen van honger om.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Welke historische betekenis kreeg de Guldensporenslag in de strijd tussen ambachtslieden en boeren aan de ene kant en patriciërs en feodale heren aan de andere kant?
Waaruit bleek dat Vlaanderen en Brabant het economisch zwaartepunt van de Nederlandse gewesten vormden?
- Deze gewesten waren sterk verstedelijkt. Tegen het einde van de 15e eeuw leefde er al 40% van de bevolking in steden.
- Vlaamse handelssteden zoals Brugge, Gent en Ieper, maakten deel uit van een internationaal handelsnetwerk dat het Oostzeegebied, Italië, Frankrijk en Engeland omvatte.
- De Brabantse havenstad Antwerpen groeide uit tot het grootste handelscentrum van West-Europa.
- Brabant was veruit het grootste gewest: het strekte zich uit van Den Bosch tot Brussel.
- In de periode 1540-1548 betaalden Vlaanderen en Brabant samen 62% van de belastingen die de zeventien gewesten opbrachten. Holland betaalde 13% en Friesland en Overijssel minder dan 1%.
De steden in dat netwerk hadden elk een eigen positie. Geef dat aan voor Antwerpen, Brugge en Amsterdam.
- Antwerpen had een goede verbinding met het Europese achter- land en was toegankelijk voor de nieuwe, grotere zeeschepen.
- In Brugge combineerden handelaren de principes van de wisselbrief en de bank tot de eerste koopmansbeurs.
- Het noordelijke Amsterdam was een gespecialiseerde voorhaven voor de graanhandel met het Oostzeegebied.
Welke zorg taken nam de stedelijke burgerij over van adel en geestelijkheid?
Welke onderwijs zorg nam de stedelijke burgerij over van adel en geestelijkheid?
Wat werd met het dienen van het algemeen belang(‘bonum commune’) door stadsbesturen bedoeld?
- Het stadsbestuur kende zich het monopolie op het gebruik van geweld toe.
- Wie zich niet hield aan wat het stadsbestuur van hen verlangde, kon rekenen op een strenge straf.
- Openbare gebouwen gebouwd en infrastructuur werden tot het algemeen belang gerekend.
- In het belang van de stad konden maatregelen nodig blijken die in strijd waren met particuliere belangen en met oude rechtsgebruiken.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden