Werking medicijnen - Niet specifieke therapie
41 belangrijke vragen over Werking medicijnen - Niet specifieke therapie
Je hebt specifieke en niet specifieke therapie, noem de verschillen.
Niet specifieke: uitsluitend gericht op bestrijding van symptomen
Benoem de soorten niet-specifieke therapie (symptoombestrijders). (14x)
2. Antipyretica (koortsverlagend)
3. Antiflogistica (onstekingsremmers)
4. Anesthetica (narcosemiddelen)
5. Anti-epileptica (tegen epilepsie)
6. Gedragstherapeutica (behandeling ongewenst gedrag)
7. Antitussiva (hoestdempende middelen)
8. Mucolytica (slijmoplossend)
9. Bronchospasmolytica (verminderd krampen diepe luchtwegen)
10. Anti-emetica (tegen braken)
11. Antidiarrhoica (tegen diarree)
12. Spasmolytica (remmen darmbewegingen)
13. Laxantia (tegen obstipatie)
14. De huid (topicaal een dermatologisch preparaat)
Benoem wat opioiden zijn, doen en bijwerkingen ervan.
• Receptoren in CZS
• Agonisten, antagonisten
• Bijwerkingen: ademdepressie, braken, sedatie
• Administratie (wettelijke verplichtingen)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat zijn Analgetica en in welke 2 groepen kan je deze onderverdelen? Wanneer wordt wat voorgeschreven? Geef van elke voorbeelden.
1. Opioïde (opiaten): werkt op CZS en wordt gebruikt bij matige tot ernstige pijn oa postoperatief, hevig chronische pijn en terminale patiënten.
* morfine, diazepam, pentobarbital
2. Niet-opioïde: werkt perifereer en wordt gebruikt bij lichte tot matige pijn (tevens koortsverlagend en ontstekingsremmend)
* novacam, metacam, previcox, rimadyl, aspirine, tolfedine
Benoem enkele bijwerkingen van Opioïde analgetica (opiaten).
2. Hoestprikkeldemping
3. Misselijkheid
4. Braken
5. Stemmingsveranderingen
6. Miosis (=oogpupil-vernauwing)
7. Hyperthermie (verhoogde lichaamstemperatuur)
(tevens obstipatie, urineretentie, hypotensie=lage bloeddruk, bradycardie=lage hartslag)
Benoem de bijwerkingen van niet-opioïde analgetica.
- bij orale toediening: maagirritatie
- bij i.m. injectie: weefselreactie injectieplaats
- bij langdurig of overmatig gebruik: maag- en nierbloedingen, beschadigingen aan nieren en maagslijmvlies.
Wat gebeurt er in je lichaam zodra je koorts hebt?
• Koorts = hyperthermie + zweten + rillen
• In gevecht met virussen/ bacteriën komen pyrogenen vrij uit de witte bloedcellen
• Via de bloedbaan bereiken en ontregelen pyrogenen de thermostaat
• Therapie: NSAID’s
Welke niet-opoïde analgetica is toxisch voor de kat?
Wat zijn Antipyretica? Wanneer wordt wat voorgeschreven? Geef voorbeelden.
- koorts als gevolg van virale infectie: bestrijden met antipyretica
- koorts als gevolg van bacteriële infectie: bestrijden met antibiotica
- therapie met NSAID's (soort analgetica): bijv. Aspirine, Tolfedine, Rimadyl, Metacam, Novacam
Door welke factoren kan er een ontsteking optreden?
allergische
chemische
mechanische (overbelasting)
Wat zijn de kenmerken van corticosteroïden?
2. Onderdrukken immuunsysteem
3. Groeivertraging
4. Herstelvertraging (genezing)
5. Bevorderen botafbraak
6. Invloed op stofwisseling (vet/eiwit/koolhydraten)
7. Negatieve feedback op bijnierproductie
8. Abortus
Wat voor manier van doseren is het beste bij corticosteroïden? 5
• Zo laag mogelijk doseren
• Liefst tabletten
• Afbouwen
• Hond ‘s morgens, kat ‘s avonds
Benoem epilepsie en status epilepticus
• Status epilepticus – Meerdere aanvallen kort op elkaar, de ene aanval gaat over op de andere.
Waarom mag een cortico-therapie nooit abdrupt gestaakt worden, maar dient door toediening van steeds lagere doseringen afgebouwd te worden?
Welke middelen zijn er voor epilepsie?
– Barbituraten (bijwerking: sedatie)
• Fenobarbital
• Primidon: niet bij katten – Geen eerste keuze middel
– Fenytoïne (Epitard®)
• Als behandeling met fenobarbital niet werkt
• Veel bijwerkingen
– Benzodiazepinen
• diazepam -> Stesolid® ,Valium®
• Vooral toegepast bij een status epilepticus
• Per injectie of rectaal
Welke contra-indicaties gelden bij corticosteroïden?
2. Infecties van bacteriën, schimmels, protozoën
3. Diabetes mellitus
4. Osteoporose
5. Glaucoom
6. Afwijkingen aan hart/lever/nieren
Wat zijn gedragsbeinvloedende medicijnen
• Clomicalm®
• Antidepressiva
• Verlatingsangst, angst voor vuurwerk, onweer
• Nicergoline
• Fitergol
• Dementie
• Selegiline
• Selgian®
• Depressie tot dominantieagressie
• NB: gedragstherapie staat centraal, middelen zijn ondersteunend
Geef een voorbeeld van gasvormige en dampvormige inhalatiemiddelen van anesthetica.
2. Dampvormig: Isofluraan
Wat zijn Anti-epileptica? Welke soorten zijn er? Geef voorbeelden en bijwerkingen.
1.Barbituraten; Fenobarbital (Primidon niet bij katten)
* Bijwerkingen: sedatie, pu/pd, leverbeschadigingen
2. Kaliumbromide; Epikal
* Bijwerkingen; sedatie, duiziligheid, obstipatie, braken
3. Fenytoïne; Epitard (als barbituraten niet werken, veel bijwerkingen)
4. Benzodiazepinen; Valium, Stesolid
* om clusters te doorbreken bij status epilepticus. (parentaal of rectaal)
Welke 4 soorten gedragstherapeutica zijn er? Geef voorbeelden en wanneer te gebruiken.
* verlatingsangst, angst voor vuurwerk en onweer.
2. Nicergoline; Fitergol
* Dementie
3. Selgiline; Selgian
* uiteenlopende gedragsafwijkingen; van depressie tot dominantieagressie
4. Cabergoline; Galastop
* schijnzwangerschap
Altijd in combinatie met gedragstraining!! Therapietrouw is heel belangrijk!!
Wat is een overweging voordat er tot gebruik van hoestdempende middelen wordt overgegaan?
Daarom dus nagaan of je het wel wilt onderdrukken, bijv. i.g.v. droge pijnlijke hoest die de slaap van het dier (en eigenaar) belemmeren bij bijv. Kennelhoest.
Wat zijn Bronchospasmolytica? Geef voorbeeld van medicatie en bijwerkingen.
Bijvoorbeeld bij astma en bronchitis
1. Clenbuterol; Ventipulmin (max. 10 dgn geven, wordt anders ongevoelig)
* heftige bijwerkingen: tachycardie, zweten, bloeddrukdaling, nervositeit, sloomheid
2.Efedrine; Enurace
* bijwerkingen: tachycardie, rusteloosheid, mictiestoornissen (=moeilijkheden met plassen)
Welke middelen zijn er tegen diarree?
– Kaoline, Pectine: chelator, inhullend
– Koolstof, Bismuth: inhullend
– Spasmolyticum: scopolamide
Efedrine naast bronchitis ook voor een andere indicatie gegeven. Welke?
Wat zijn Anti-emetica? Welke 2 soorten onderscheid men. Geef voorbeeld van medicatie.
1. Perifeer werkend: Emeprid: bij maag-darm braken
2. Centraal werkend: Cerenia; bij hersen-braken zoals reisziekte, bij chemotherapie
Wat is het verschil met primaire of secundaire huidklachten?
• Secundair: uitingsvorm andere ziekte
Wat zijn Antidiarrhoica? Geef voorbeeld van medicatie.
1. Finidar
2. Diastop
3. Norit
In combinatie met antibioticum: Suxastop, Kaomycin, Kaopectate
Als probioticum: Diarsanyl
Wat zijn Spasmolytica? Geef voorbeeld van medicatie (1x). Geef bijwerkingen.
Buscopan
* bijwerking kan zijn dat de darm volledig stil gaat liggen
Als de huid systematisch wordt behandeld, wat gebeurd er dan?
– antibiotica, antimycotica, corticosteroiden
Wat zijn Laxantia? Wanneer wordt dit gebruikt? Welke 4 groepen zijn er. Geef voorbeeld van medicatie.
Wordt gebruikt bij obstipatie en ter voorbereiding bijv. darmonderzoek of een operatie
1. Glijmiddellen; Paraffine
2. Volumevergrotende middelen; zemelen, Isogel
3. Osmotisch werkende middelen: Laxatract
4. Contactlaxantia:Wonderolie
Als de huid topicaal wordt behandel, wat wordt daar dan mee bedoeld?
Huidproblemen kunnen worden onderverdeeld in 2 groepen. Leg uit.
2. Secundaire huidklachten: uitingsvorm andere ziekte
Specifieke therapie betekend:
Hoe kunnen primaire huidklachten (huidziekten) worden behandeld? (2x)
* met antibiotica, antimycotica of cortico's.
2. Topicale behandeling: zalf of shampoo
* met dermatologische preparaten op de huid
Welk 2 oorzaken waarvoor we gerichte therapie kiezen zijn er en wat houden ze in?
• Bijv. endocriene therapie of cardiotherapie
• Infectieuze oorzaak
• Immunologische therapie
• Antimicrobiële therapie
Wat houdt immunologische therapie in en wat gebeurd er in het lichaam?
• Aanpak van ziekteverwekkers door antistoffen
• Antiserum= serum met antistoffen (vb vaccinatie)
Antimicrobiele therapie betekend:
Wat zijn anti protozoica?
Benoem middelen tegen ecto parasieten
• Amitraz: tegen teken, luizen en mijten, niet tegen vlooien!
• Niet bij paarden en katten
• Ivermectine en closantel
• Ivermectine: Ivomec -> schurft
• Avermectine: Stronghold
• Imidaclopride
• Advantage: hond en kat
• Alleen tegen vlooien
• Fipronil
– Frontline®
• Hond: vlooien en teken
• Kat: alleen vlooien!
• Alleen topicaal
• Dodelijk voor konijnen
Welke middelen zijn er tegen virussen?
• Virussen hebben geen eigen stofwisseling
• Kunnen zich niet zelfstandig vermenigvuldigen
• Virus perst genetisch materiaal in de gastheercel
• Alleen preventief d.m.v vaccins (levende en dode)
In welke 2 hoofdgroepen zijn virussen onder te verdelen?
2- RNA- virussen
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden