Samenvatting: Beleid 3: Beleidsevaluatie

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Beleid 3: Beleidsevaluatie

• 1 HC1: Introductie

• 1.1 Wat is beleid?

  Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Uit welke drie beleidsdimensies bestaat Beleidsevaluatie?

  • Kennisdimensie
    
  • De kennisdimensie richt zich op informatie en hierbij staat vergelijken centraal.
  • Waardedimensie
  • De waardedimensie richt zich op het oordeel, dus wat is de beoordelingscriteria? Het beoordelingskader is afhankelijk van bijvoorbeeld tijd, plaats en verschillende groeperingen. Beoordelen staat hier centraal.
  • Gebruikersdimensie:
  • De gebruikersdimensie richt zich op de consequenties en is praktisch georiënteerd. Er wordt naar de gevolgen gekeken en hoe het beleid verbeterd en/of veranderd kan worden. In de praktijk is dit lastig, want er moet politiek draagvlak zijn voor verandering. Beleidsleren staat centraal in deze dimensie.

• Wat zijn complicaties bij het doen van beleidsonderzoek?

  1. De context van de evaluatie 
   Werkcontext, actoren, uitvinders/uitvoerders
  2. Onbedoelde of neveneffecten 
  Negatief, positief, neutraal. Bijv. Creamskimming 
  3. Evalueren is niet alleen meten, maar ook beinvloeden

• Welke redenen kun je geven om beleid te evalueren?

  • Informeren en kennisverwerving
    
  • Het trekken van lessen en beleidsleren
  • Bijdragen aan, verbeteren en sturing van beleidsinstanties en instellingen.
  • Controleren en afleggen van verantwoording: dit is in de huidige politiek-bestuurlijke context steeds belangrijker geworden. Men legt niet alleen verantwoording af aan politieke instanties, maar ook aan de maatschappij.

• Wat is het continuum van gedragsinterventies (Swanborn, p.113)?

  Objectieve ruimte 
  Objectieve mogelijkheid om bepaald gedrag uit te voeren. -> Kiesgerechtigde leeftijd verlagen naar 16. 
  
  Subjectieve ruimte 
  Ervaren mogelijkheiden om bepaald gedrag uit te voeren
  
  Objectieve gevolgen 
  Aantrekkelijk/onaantrekkelijk maken van bepaalde gedragen 
  
  Verwachtingen (subjectieve gevolgen)
  Bewustwording. 
  
  Waarderingen   
  Veranderingen in de waarden die iemand hecht aan de gevolgen van bepaald gedrag

• Voor welke groepen of personen wordt beleid geëvalueerd?

  • Bestuurders: beslissen of beleid moet worden doorgezet, bijgesteld of beëindigd. Beleidsbeëindiging komt minder voor dat beleidsbijstelling. 
    
  • Overheidsmanagers;
  • Uitvoerders en de mensen die in het veld zitten en vorm moeten geven aan het beleid; 
  • Parlement, want deze heeft een verantwoording naar de kiezer. 
  • Burgers en belangengroepen;

• Wat is de overheid als keuze-architect?

  - Beinvloeding onderbewust gedrag 
  - Inrichten keuze-architectuur 
  -  Keuzevrijheid -> geen dwang 
  - Softe sturing, dus geen stok of wortel

• Gebruik maken van nieuwe interventies (slim beleid) want?

  1. Realistische kijk op burgers (beperkte rationaliteit) 
  2. Eigen verantwoordelijkheid 
  3. Minder regels (efficient) 
  4. Kansrijke interventie (effctief) 
  5. Evidence based, gebaseerd op psychologie en gedragseconomie 
  6. Meten wat werkt (ook evidence based)

• Wat zijn de drie SSS van gedragsbewust beleid?

  Standaard optie - Default wijzigen
  Stimulans - Inwerken beloningssystemen
  Specifieke feedback - Op keuze om gedrag aan te passen

• 1.2 Kennisclips

  Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoe kun je systematisch het tot stand komen van beleid weergeven?

  • Bestaande situatie (S) 
    
  • Informatie over de bestaande situatie kan worden verkregen via reeds aanwezig statistisch materiaal alsmede via veldinformatie. 
  • Middelen (I) 
  • Interventie, dus het beleid.
  • Gewenste situatie (S*) 
  • De analyse van de doelstellingen die de opdrachtgever met een interventie op het oog heeft. 

• Wat is een "beleidsinterventie"?

  • Een samenhangend stelsel van activiteiten en maatregelen, een bewuste poging tot de beïnvloeding van de werkelijkheid door een actor, in de richting van expliciet gestelde doeleinden.