Samenvatting: Beroepstaak 2: Begeleiden Van Persoonsvorming

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Beroepstaak 2: Begeleiden van persoonsvorming

• 1 Begeleiden van persoonsvorming

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• 1.1 Theorie van Bronfenbrenner

• Er is een ecologisch systeemmodel Bronfenbrenner. Wat houdt deze in? En hoe helpt deze bij het begeleiden van persoonsvorming?

  Je hebt een totaal van beïnvloeders die met elkaar te maken hebben. Je ontwikkeling wordt beïnvloed door:
  
  1. Identiteit van de jeugd
  2. Holistisch (positieve gezondheid)
  3. Relaties (microsysteem)
  4. Interactie tussen relaties (mesosysteem)
  5. Omgeving relaties (exosysteem) bijv. werkloosheid heeft indirect effect op de jeugdige
  6. Samenleving (macrosysteem)
  
  
  De vraag is op welk domein ik als professional wil begeleiden?   

• 1.2 Beïnvloeding en selectie

• Wat is het verschil tussen beïnvloeding en selectie?

  Beïnvloeding = bepaalde visie/gewoonte overdragen dmv initiatief naar de ander toe.
  
  Selectie = gaat niet om actieve beïnvloeding, maar het was er al. Dus gedrag niet bepaald door bijv. de groep, maar het was er altijd al. Je maakt eigen keuzes. Bijv. niet meer naar dezelfde kerk als je ouders, omdat je je daar niet meer thuis voelt. Je kiest ervoor om naar een andere kerk te gaan.

• 2 Theorie van Erikson

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
  Laat hier meer flashcards zien

• 2.1.1 Ontstaan van identiteit: Erikson

• Er is interactie van 3 deelprocessen. Noem deze.+ feiten over theorie van Erikson.

  • Biologisch proces; ontdekken dat je jongen/meisje bent
    
  • Omgevingsproces;
  • Egoproces; wat er binnenin gebeurt. De vormen van jezelf/ego

  
  
  

  • De volgorde vd ontwikkelingsfasen ligt vast; maar de fasen kunnen bij de 1 langer duren dan bij de ander.
  • 8 fasen in menselijke levensloop (5 fasen adolescentie)
  • Volgende fase is gebaseerd op voorgaande fase(n), hoger niveau
  • innerlijke en uiterlijke conflicten bij nieuwe fase (ontwikkelingscrisis)
  • Elke fase kent een ontwikkelingstaak (niveau van functioneren)
  • Vitale vermogens (levenskracht) na goed verlopen crisis

• 3 Belijdende identiteit en vorming

• 3.1 Belijdende identiteit

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is belijdende identiteit?

  Je afhankelijkheid van God i.p.v. onderscheid met anderen. Je ziet de norm door 'praat, gewaad en gelaat'.

• 3.2 Vorming van het kind

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is volwassenheid vanuit de Bijbel gezien?

  Dat je een verantwoordelijk mens bent die antwoord geeft op God.Kennis, emotie en doen (hoofd, hart, handen). Je bent volwassen vanuit geest, ziel, lichaam. 

• 4 Religieuze vorming

• 4.1 Christelijke opvoeding

• Wat is christelijke opvoeding niet?

  - Bijbellezen, bidden, kerkgang (zijn instrumenten om te komen tot…)
    Hebr. 10:1-10. Zijn uiterlijke kenmerken
  
  - Onthouden van… (drank, drugs etc.)
    Diversiteit: Rom. 14:1-6. De 1 drinkt wel alcohol, de ander niet.
  
  - Goed doen aan anderen
    Menselijk, niet christelijk: Luk. 6:31-36. Ook niet-christenen doen goed.
  
  - Dit geloof ik…
    Dogmatisch: Jac. 2:14-19 De demonen geloven ook, dus dat zegt niet
    alles.

• Wat is christelijke opvoeding dan wel? 4x

  -  Het is eigenlijk opvoeding voor het eeuwige leven, wat nu al begint. Gaat
     niet om tijd, maar om kwaliteit;
  -  Kind van God worden: vraagt om bekering, andere keuzes in je leven maken;
  - Je bent opvoeder namens God: representant van God: Christus in ons;
  - Je bent een machteloze opvoeder: eigen tekort en onmacht: Gaat om Zijn
     kracht in ons;

• Noem 3 obstakels bij de godsdienstige opvoeding

  1. Onzekerheid vd puber: kan zich daardoor afzetten (hoort erbij)
     
  2. Onverschilligheid: zoek naar de redenen, probeer het hart te bereiken
  3. Leren omgaan met de wereld om je heen: geloven is voor velen een randverschijnsel. Zorg voor rolmodellen en goede informatie

• Hoe kan je de godsdienstige opvoeding praktiseren richting de jeugdigen? 3x

  • Luisteren naar God-> samen nadenken over Gods Woord. Ook de inbreng vd jeugdige is waardevol!
    
  • Bidden tot God-> Wees een voorbeeld in gebed. Dank boven alles en wees concreet. Laat jeugdigen meedenken over onderwerpen en leg uit waarom/wat je (iets) doet
  • Gesprek met pubers/jongeren-> Leef met gewone dingen mee. Heb de ongelovig puber lief, waarschuw voorzichtig, wees begripvol en bemoedig.

• 4.2 Religieuze opvoeding van kinderen

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat typeert de imiterende groeiers (0 t/m 3 jaar) wb morele ontwikkeling? 4x Welke rituelen horen daar o.a bij?

  • Funderingsgeloof: fundament obv primaire levensbehoeften

  • Veiligheid, afhankelijkheid, vertrouwen en verwachting
  • Vooral door emoties, klimaat en houding naar buiten
  • Rituelen van gezin en geloofsgemeenschap; bijv. Slaaprituelen, liedje zingen (nabijheid)