Samenvatting: Beslag- En Executierecht Geschetst

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Beslag- en executierecht geschetst

• 1 Hoofdlijnen executierecht

• 1.3 Bij executie betrokken partijen

  Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Welke partijen zijn betrokken bij beslaglegging?

  Beslaglegger en beslagene of de beslagschuldenaar

• 1.4 Executoriale titel

• Wat zijn executoriale titels?

  1. Officieel afschrift (grosse)
  2. Een buitenlandse rechterlijke uitspraak voorzien van exequatur
  3. Een in een EU-lidstaat gewezen rechterlijke uitspraak in burgerlijke en handelszaken, die zonder exequatur binnen EU kan worden tenuitvoergelegd onder de BIB
  4. Een EU executoriale titel (EET)
  5. Een EU betalingsbevel (EBB)
  6. Een beslissing in en EU procedure voor geringe vorderingen (EPGV)
  7. Een (NL of buitenlands) arbitraal vonnis voorzien van exequatur
  8. Een officieel afschrift (grosse) van een proces-verbaal van een minnelijke schikking
  9. Een dwangbevel van de NL fiscus
  10. Een officieel afschrift (grosse) van authentieke akten

• 1.4.2 Buitenlandse rechterlijke uitspraak met exequatur

  Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4.2
  Laat hier meer flashcards zien

• De exequatur is voor rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken die zijn gewezen in EU-lidstaten (inclusief Denemarken) afgeschaft.

  Onjuist. Het is exclusief Denemarken en de rechtsvorderingen moeten na inwerkingtredingsdatum zijn ingesteld, zie 66 lid 1 BIB.

• Kan een buitenlandvonnis ten uitvoer worden gelegd als een wettelijke of verdragsrechtelijke grondslag voor exequaturverlening ontbreekt?

  Nee, zie daarvoor artikel 431 lid 1 Rv. De schuldeiser moet dan de zaak opnieuw aan de NL rechter voorleggen om de zaak opnieuw te laten beoordelen, zie artikel 431 lid 2 Rv.

• 1.5.2 Verhaalseecutie en reële executie

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.5.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Definieer reële executie.

  Hiervan is sprake indien de schuldenaar een prestatie anders dan in geld is verschuldigd, bijv. Afgifte van een roerende zaak en hieraan niet vrijwillig voldoet.

• 1.5.4 Eigenlijke executie en oneigenlijke executie

• Definieer eigenlijke executie.

  Men spreek van eigenlijke executie ingeval geëxecuteerd wordt met behulp van directe en indirecte dwangmiddelen, zoals beslag en dwangsommen.

• Definieer oneigenlijke executie.

  Men spreekt van oneigenlijke executie ingeval ter uitvoering van een rechterlijk tussenvonnissen procedure wordt voortgezet, of ter uitvoering van een rechterlijk eindvonnis een nieuwe procedure wordt gevoerd.

• Waarom is het onderscheid tussen eigenlijke en oneigenlijke executie belangrijk?

  Het is van belang met het oog op de schorsende werking van het instellen van een gewoon rechtsmiddel zoals verzet, hoger beroep en cassatie. De procedure wordt bij beide executievormen geschorst.

• 1.7 Verjaring van executiebevoegdheid

• Onder welk verjaringsregime valt de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van rechterlijke en arbitrale uitspraken?

  Niet onder het algemene regime maar onder bijzondere van artikel 3:324-3:325 BW.

• 1.8 Schorsing van executie

  Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.8
  Laat hier meer flashcards zien

• Kan een veroordelend vonnis dat nog niet in kracht van gewijsde is gegaan na betekening ten uitvoer worden gelegd?

  Ja, zie hiervoor artikel 430 lid 3 Rv.