Standaardvariatie. Nederlands-Nederlands, Belgisch-Nederlands

15 belangrijke vragen over Standaardvariatie. Nederlands-Nederlands, Belgisch-Nederlands

Bij het monocentrisme is er dus één toonaangevende variëteit die als normatief wordt beschouwd (Nederlands rond de Randstad).Waarom behoort dit tot de Groot-Nederlandse "integrationistische" gedachte (1870-1970)?

- Één taal, één cultuur
- Standaardnederlands meteen inzetbaar: reeds geschreven variant in Nederland, toepasbaar in belangrijkste formele domeinen.

De overgang van het monocentrisme naar het bicentrisme past bij de Particularistische gedachte (al aanwezig in 1870, opkomend vanaf jaren 70). Waarom?

- Bewustwording van de eigen/politieke/economische/"culturele" identiteit (los van Nederland) dit maakt dat ze zich los trekken van een standaard variant van een taal.
- Groeiende bewustwording bij de "Vlaamse" middenklasse.

Om vanuit het monocentrisme naar bicentrisme te gaan. Is er voor het onderhouden en bestaan van een "nationale taal" een organisatie vanuit actoren nodig waaronder de maatschappij. De actoren verschillen tussen overheidsactoren als beleidsmakers, wetenschappers en beleidsuitvoerders. Bij het bicentrisme is er sprake van een gelijke status tussen 2 variëteiten (Belgische en Nederlandse) van het algemeen Nederlands (AN). Welke 3 stappen worden er hiervoor ondernomen?

Statusplanning: Beleid dat de status van een taal bepaald. Welke functies zijn er vereist, toegestaan of toepasseleijk voor een specifieke taal of taalvariëteit?

Corpusplanning (Taalcultivatie): Corpusplanning door taalacademies (bijvoorbeeld die in friesland), door de ontwikkeling van woordenboeken en encyclopediën over taal, standaardiseren van de traditionele vorm van de betreffende taal.

Acquisitieplanning: De taalverwerking, bijvoorbeeld binnen de domeinen familie en school.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is de link tussen language planning (taal planning) (ook wel taalmanagement?) en de casus rondom het Fries?

Fries is een goed voorbeeld van bijvoorbeeld taalplanning omdat het fries uiteindelijk is erkent als taal (statusplanning). Friesen hebben lang gestreden om hun status te bereiken. Er was heel lang niet het recht om les te geven in het fries bij officiele gelegenheden onder andere in de rechtbank (acquisitieplanning) Nu zijn er ook steeds meer vertalingen van boeken beschikbaar in het fries (corpusplanning) En kan je het dus vaker spreken.

Het Standaardnederlandse is bicentrisch maar Nederlands-Nederlands blijft dominant. Waarom is dit zo?

- Bij de ontwikkeling/uitbreidng van woordenschat worden de meeste neologismen nog steeds door Nederlanders aangereikt. Daarbij is dus Belgisch-Nederlands niet dominant en Nederlands-Nederlands wel.

- "Pragmatischere" kijk op taal(beleid) vanuit Nederland: nood aan nieuwe woorden als een sector/situatie daarom vraagt.

Hoe kunnen we de statusplanning, corpusplanning en acquisitieplanning koppelen aan het Standaardnederlands?

Statusplanning: Bicentrisme. Er is een gelijke status tussen 2 variëteiten (Belgische en Nederlandse) van het AN.

Corpusplanning: Dominantie van het Nederlands-Nederlands. Onder andere bij de ontwikkeling van de woordenschat.

Acquisitieplanning: Dit is meestal symmetrisch. BN en NN zijn naar behoren vertegenwoordigd in onderneming of corpus.

Wie bepaalt wat BN of NN is (of AN)?

Wat is normatieve (prescriptieve) taalkunde?
Wat is beschrijvende (descriptieve) taalkunde?

Normatieve (prescriptieve) taalkunde: Aanwijzingen over gepast taalgebruik.

Beschrijvende (descriptieve) taalkunde: Beschrijven van talige fenomenen.

Wie bepaalt wat BN of NN is (of AN)?

Wat zijn criteria om standaardvarianten te bepalen?

A. Talige praktijken (via corpusdata). Zoals krantencorpora (bv. Condiv), televisie, Google, CGN etc.

B. Taalattitudes (via panelgesprekken, interviews, eventueel enquêtes). Input van standaardtaalgebruikers uit België en Nederland.

Wat zijn verschillen in de Fonologie tussen BN en NN?

Verschillen in de uitspraak (fonologie) zijn:
1. Zachte <> harde g.
2. Stemhebbende of stemloze fricatieven aan begin van een woord.
3. Diftongering van /ee/ en /oo/ in NN (naar eej en oow)
4. Gesloten <> open uitspraak van twee klanken ij, aai, ou, aauw.
5. /sie/ <> tsie in politie.

Waar komen verschillen in voor bij het BN en NN?

1. Fonologie
2. Morfosyntaxis (verschillen in zinsdelen, waar woorden worden geplaatst)

Een korte geschiedenis over het Surinaams-Nederlands:

1667: Het gebied van het huidige Suriname komt in handen van de Nederlandse West-Indische Compagnie.

1815: Na een korte herovering door de Engelsen (1792-1815) wordt Suriname een kolonie van Nederland (1975).

1863: De slavernij wordt officieel afgeschaft. Als gevolg hiervan komen veel "koelies" (goedkope arbeidskrachten) uit China, India en Java naar Suriname.

1973: Een sterk politiek van vernederlandsing neemt zijn aanvang.

1876: Leerplicht+verplicht onderwijs in het Nederlands (strijd tegen Sranantongo). 

Wat zijn kenmerken van het Surinaams-Nederlands?
En wat is deletie?

Deletie betekend: weglating. In het Surinaam-Nederlands is er sprake van weglating van voornaam-woorden.

- Woordenschat
- Productiever gebruik van het hulpwerkwoord "gaan"
- Nieuwe verwijzende uitdrukkingen "dat ding"
- Van-bepalingen in plaats van sommige bezittelijke voornaamwoorden (maar wél bezittelijk voornaamwoord zijn)  
- Lidwoorden: (vaak) gebruik van die in plaats van de.

Geen standaard: het Poldernederlands.
Wat zijn hiervan de kenmerken?

- Het verschilt van A(B)N doordat tweeklanken ei, ui en au wijdere mond gearticuleerd worden (aaij, ou, aau).

- Verlaging van tweeklanken is een universeel fenomeen (zie Duits 'Wein' en Engels 'wine').

- Ontstaan in de jaren '70 van de vorige eeuw in de context van vrouwemancipatie (--> lossere houding ten opzichte van A(B)N en verzorgd spreken).

- Verspreiding is sindsdien fors toegenomen, niet alleen bij vrouwen.

Er is dus niet te spreken van een 'variatievrije' standaardtaal. Maar er bestaan ook tussentalen, dialecten en etnolecten. Hoe zit deze verdeling in elkaar?

Stanaardtaal: BN, NN, SN

Tussentaal: Brabants-Antwerps regiolect: Schoon-Vlaams, Soapvlaams. (omgangstaal)

Dialecten en etnolecten: Mechels, Berlaars.

Wat is de instrumentele functie en de symbolische functie van een tussentaal?

Instrumentele functie: Relatief groot bereik (binnen vlaanderen) ondanks heterogeneïteit.

Symbolische functie: Hoog soladiriteitsgehalte (betrouwbaarheid, vriendelijkheid, gezelligheid).

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo