Samenvatting: Bestuurlijk Organisatierecht | 9789013067712 | S E Zijlstra
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Bestuurlijk organisatierecht | 9789013067712 | S. E. Zijlstra
-
1 Inleiding
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Waarom bestuurlijke organisatie?
Ook het bestuur heeft een organisatie nodig om zijn beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. (in die zin is de bestuurlijke organisatie als een instrument van de overheid te beschouwen) -
Welke functies hebben de rechtsregels betreffende de bestuurlijke organisatie?
Een instrumentele functie --> ook het bestuur heeft een organisatie nodig om zijn beleidsdoelstellingen te verwezenlijken.
Een waarborgfunctie
Een legitimerende functie
-
Waarom hebben de bestuurlijk organisatie (en de rechtsregels daaromtrent) een centrale plaats in het bestuursrecht?
Niet zelden is de onrechtmatigheid van besluiten en andere handelingen van bestuursorganen terug te voeren op manco's in de bestuurlijke organisatie.
Ook gaat met voortdurende stelselwijzigingen en het gebruik van ingewikkelde organisatorische constructies onnodig veel geld en energie verloren. Geld en energie die hadden kunnen worden gebruikt voor het verwerkelijken van de sociale-rechtstaat-idee.
-
1.1 Bestuurlijk organisatierecht
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Kernbegrippen van bestuurlijk organisatierecht
1. Instelling
a. grondslag van de instelling
b. door wie
2. Taken en bevoegdheden
a. bron van taak- en bevoegdheidsverkrijging
b. omvang van taken en bevoegdheden
3. Vormgeving
a. benoeming en rekrutering van bestuurders en personeel
b. interne organisatie
c. rechtspersoonlijkheid
d. financiering
e. openbaarheid en archivering
4. Controle op de taakuitoefening
a. aanwijzingen
b. toezicht
c. ontslag als controle-instrument
d. rechtsbescherming
-
1.2.1 Dimensies, beginselen en nadere beginselen
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de drie dimensies van beoordeling van overheidshandelen?
De eerste dimensie is die van de democratie: het volk moet zeggenschap hebben over het overheidshandelen.
De tweede dimensie, ontwikkeld in het liberale-rechtsstaatdenken, beoogt vrijheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid tegenover het overheidshandelen.
De derde dimensie (het positieve staatsdoel) is die van de sociale rechtsstaat, die inhoudt dat de overheid er niet voor zichzelf is, maar dat zij actief de omstandigheden moet scheppen die het de burger daadwerkelijk mogelijk maken aan zijn leven gestalte te geven; verwerkelijking van de sociale rechtvaardigheid.
-
In welke nadere beginselen is de dimensie van de liberale rechtsstaat (centrale beginselen vrijheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid) uitgewerkt?
- wetmatigheid
- machtenscheiding
- grondrechten
- rechterlijke controle
- voorlichting
-
1.2.1.1 Betekenis voor het bestuurlijk organisatierecht
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is de betekenis van de dimensies van de democratische rechtsstaat voor de bestuurlijke organisatie?
Uit de drie dimensies en de daaruit voortvloeiende beginselen en nadere beginselen volgt een normatief kader waaraan de bestuursorganisatie moet voldoen.
-
Wat volgt uit de dimensie van democratie?
Uit de dimensie van democratie (zeggenschap) volgt dat de belangrijkste overheidsbevoegdheden (inclusief de bevoegdheid tot het toekennen van bestuursbevoegdheden zélf) bij algemeen vertegenwoordigende organen moeten worden gelegd, dan wel bij organen die door algemeen vertegenwoordigende organen worden gecontroleerd.
Ook hangt met deze dimensie samen dat bevoegdheden zo veel mogelijk territoriaal en eventueel functioneel (participatie van burgers en maatschappelijke organisaties) worden gedecentraliseerd, alsmede dat voldaan wordt aan het nadere beginsel van openbaarheid.
-
Wat volgt uit uit het nadere beginsel van wetmatigheid van bestuur, behorend bij de tweede dimensie? (van de liberale rechtsstaat )
Uit het nadere beginsel van wetmatigheid van bestuur volgt dat de overheid als zodanig kenbaar en herkenbaar moet zijn, dat de hoofdlijnen van de bestuursorganisatie in voor justitiabelen kenbare algemene voorschriften moeten zijn neergelegd, en dat er een zekere bestendigheid in de bestuurlijke organisatie aanwezig moet zijn.
-
Wat volgt uit het beginsel van machtenscheiding, behorend bij de tweede dimensie?
Uit het nadere beginsel van de machtenscheiding vloeit voort dat steeds zal moeten worden bezien of niet te grote juridische macht bij één bestuursorgaan komt te liggen. In ieder geval betekent machtenscheiding dat de algemene, voor justitiabelen kenbare regels waar overheidsbevoegdheden op moeten berusten (wetmatigheid), moeten worden vastgesteld door een ander orgaan dan het orgaan dat ze uitvoert.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden