Brand: preventie en repressie
54 belangrijke vragen over Brand: preventie en repressie
Redenen waarom het onderdeel veiligheid aandacht krijgt van een ondernemer of bestuurder.
2. wetboek van strafrecht;
3. continuiteit van het bedrijf;
4. burgerlijk wetboek;
5. de goede naam van het bedrijf.
Brandpreventie m.b.t. continuiteit van het bedrijf, voorbeelden.
2. de gemeente kan bedrijven die brandweervoorschriften niet naleven, bestraffen met het intrekken van vergunningen.
Soorten preventieve maatregelen.
2. bij organisatorische preventie, procedures en regels speelt de mens een belangrijke rol.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Bouwkundige brandpreventie: goedkeuring brandweer.
Al deze zaken - indeling, materialen en toegankelijkheid - worden ook bij ingrijpende verbouwingen opnieuw bekeken. Ook dan is weer goedkeuring van de brandweer noodzakelijk.
Brandvertragende materialen bij de bouw van een bedrijfspand.
Branduitbreiding kan men ook remmen door moeilijk brandbare materialen te gebruiken bij de inrichting. Bijvoorbeeld speciale vloerbedekking, gordijnen en bekleding.
Brandwerendheid van afscheidingen (compartimenten).
Bij hoge vuurbelasting, als er veel brandbaar materiaal ligt, wordt een brandwerendheid van 60 minuten of meer geeist.
Trappenhuizen zijn meestal 60 minuten brandwerend en daardoor van de rest van gebouw gescheiden.
Technische brandpreventie, installaties.
2. brandmeldcentrale;
3. niet-automatische meldingen: mondeling, telefoon, portofoon en handmeldbrander;
4. thermomelders;
5. rookmelders;
6. vlammenmelders.
Melders moeten op verschijnselen van brand reageren, zoals:
2. roet (zichtbare rook);
3. onzichtbare verbrandingsgassen;
4. vlammen.
Typen melders die op verschijnselen brand reageren:
2. rookmelders (optische rookmelder en ionische melder);
3. vlammelders.
BMC, beheerder en gebruiker.
de gebruiker van de BMC heeft deze opleidingseis niet.
Doorsignaleren/doorschakeling naar brandweer.
Wanneer na dienst het pand onder alarm wordt gezet, wordt ook de doorsignalering naar de brandweer ingeschakeld.
Bij bepaalde soorten instelling, zoals ziekenhuizen en bejaardentehuizen, is automatische doorschakeling naar de brandweer, ook overdag, wettelijk verplicht.
Akoestische en optische brand- en storingssignalering, uitschakeling.
de optische brandsignalering daarentegen mag alleen met toestemming van de brandweer worden uitgeschakeld, zodra de situatie die de melding heeft veroorzaakt is opgeheven.
Brandmelding, onechte en ongewenste.
ongewenste brandmelding= automatische brandmelding door brandverschijnselen die niet het gevolg zijn van een brand. Bijv. laswerkzaamheden, soldeerwerkzaamheden of roken.
Uitschakelen per groep van aangesloten groepen van melders...
Indien een automatische doorschakeling vanuit de BMC naar de brandweer ook voor storingen geldt, moet de alarmcentrale van de brandweer hierover geinformeerd worden.
Als een melding alleen naar de beveiliging gaat, is dit niet nodig.
Brandmelding storing, handelswijze.
2. schakel het akoestisch signaal uit;
3. schakel het optisch signaal met toestemming van de brandweer na opheffing van de storing uit;
4. waarschuw zo spoedig mogelijk de servicefirma.
Uitschakeling van de brandmeldinstallatie, uitzonderingen.
Het desbetreffende gedeelte van de installatie zal voor de duur van de werkzaamheden uitgeschakeld worden. De beheerder van de BMC speelt hierbij een belangrijke rol.
Bij automatische doormelding binnen een bedrijf moet de brandweer hierover ingelicht worden. Zijn bovengenoemde werkzaamheden brandgevaarlijk, dan dient er een brandwacht met geschikte blusapparatuur aanwezig te zijn.
Organisatorische brandpreventie, functie.
1. brandveiligheidsvoorschriften;
2. specifieke instructies;
3. brandcontroleronde.
Brandgevaarlijke werkzaamheden, vergunning.
1. de juiste blusmiddelen moeten bij de werkzaamheden staan;
2. men mag niet alleen werken;
3. er dienen extra controleronden door de beveiliging te worden verricht;
4. een brandwacht dient bij de werkzaamheden aanwezig te zijn.
Specifieke instructies bij bijvoorbeeld brand.
1. wie alarmeert en hoe;
2. wie moet gealarmeerd worden (politie, brandweer, BHV, opdrachtgever, crisisteam, particuliere alarmcentrale, ambulance, personeelszaken);
3. wie bepaalt wanneer het ontruimingssignaal moet klinken;
4. wie vangt de hulpverleners op;
5. wie zorgt voor de coordinatie;
6. wat is de taakverdeling bij een ontruiming (ontruimingsplan).
Effectieve toepassingen van specifieke instructies, mits:
-door oefeningen te houden.
Hierdoor wordt de kans op slachtoffers en schade beperkt tot minimum.
Repressief bestrijding van branduitbreiding.
Voorbeelden van te weinig preventieve maatregelen.
-gebrek aan brandpreventieve maatregelen, bijv. brandwerende deuren en muren;
-brandwerende deuren die open staan bieden geen beschermende werking.
Basisregel bij ontdekken van brand:
Voordat beveiliger een ruimte betreedt om brandmelding te controleren:
2. heeft hij een geschikte blusser bij zich. Er kan sprake zijn van elektrische spanning en rook is er een aantal veiligheidsvoorschriften die men bij deze controle in acht dient te nemen.
Nadat beveiliger een ruimte betreedt om brandmelding te controleren:
2. controleer de warmteoverdracht via de klink van de deur;
3. deur naar mij toe;
4. deur van je af.
De standaardregel bij brand: blijf laag.
Controleren van warmteoverdracht via de klink van de deur.
Ontruimingsplan, wat staat daarin?
1. wat zijn de vluchtroutes en hoe zijn die aangegeven?
2. wie beslist tot ontruiming?
3. welke mensen en instanties moeten gealarmeerd worden?
4. wie heeft welke rol bij de ontruiming?
5. waar verzamelt men na een ontruiming?
6. wie controleert of alles ontruimd is?
7. wie bewaakt het pand aan de buitenzijde?
Personen die bij een ontruiming betrokken worden zijn o.m.: bedrijfsleiding, (chef van de) beveiliging, BHV, (bedrijfs)brandweer en politie.
Afzetten van de plaats van de brand.
1. om te voorkomen dat mensen zonder toestemming binnen de afzetting komen;
2. om sporen en bewijsmateriaal veilig te stellen die bij een opsporingsonderzoek kunnen helpen.
Brandoorzaak open vuur, voorbeelden:
2. dakbedekkingswerkzaamheden;
3. laswerkzaamheden;
4. gebruik van vuurwerk;
5. waakvlammen.
Brandoorzaak statische elektriciteit.
Mengsels van gassen of dampen met lucht.
Scheikundige (chemische) explosie.
Een stof is explosief wanneer er sprake is van een ideaal mengsel, d.w.z. dat het mengsel zich bevindt tussen de onderste en bovenste explosiegrens.
Gassen maar ook mengsels van dampen van brandbare vloeistoffen kunnen explosief verbranden.
Afsluiters van brandbare stoffen.
Het openen van een raam betekent dat er lucht wordt aangevoerd. In geval van een rijk mengsel kan dit ervoor zorgen dat de mengverhouding een ideaal mengsel wordt voor een explosie.
Natuurkundige (fysische) explosie.
Bijvoorbeeld een gasfles die verwarmd wordt bij een brand. Het gas in de fles zal uitzetten en de houder zal niet bestand zijn tegen deze druk. Het gevolg is dat de gasfles uit elkaar barst.
Effectief blussen van een beginnende brand.
Ontwikkeling brand/branduitbreiding: fase 1.
Ontwikkeling brand/branduitbreiding: fase 2.
Ontwikkeling brand/branduitbreiding: fase 3.
Ontwikkeling brand/branduitbreiding: fase 4.
Branddoorslag: als er niet wordt opgetreden, kan de brand zich binnen het gebouw uitbreiden naar andere ruimten. Branddoorslag kan naar alle 6 zijden plaatsvinden. Dit noemt men de 'kubusgedachte'. Bijvoorbeeld een kamer met een vloer, plafond en 4 wanden.
Brandoverslag: als een brand zich via de buitenlucht voortplant, bijvoorbeeld naar een boven gelegen etage of naar een ander pand.
Blusprincipe 1: verlagen temperatuur.
Blusprincipe 3: wegnemen brandbare stof.
Blusprincipe 4: verstoren mengverhouding.
Men gebruikt een niet-brandbare stof om een brandbare stof zodanig te verdunnen dat de verhouding met de andere verbrandingsfactoren wordt verstoord. Bijvoorbeeld het blussen van een acetonbrand met water. Dit is een uitzondering op de overige stoffen uit brandklasse B.
Blusprincipe 5: anti-katalytische werking.
Negatieve katalysator/anti-katalytische werking.
De betrokken moleculen van een stof worden bij elke stap verder afgebroken. De brokstukken van de moleculen worden radicalen genoemd. Deze zorgen er voor dat de kettingreactie in stand gehouden wordt.
Door het gebruik van een negatieve katalysator kan deze kettingreactie onderbroken worden.
Voorbeeld: blusstof poeder hecht zich aan deze radicalen met onbrandbare radicalen. Hiervoor is maar weinig zuurstof nodig. De blusstoffen worden zelf niet verbruikt (verbrand) en blijven zodoende onverminderd aanwezig.
Blusstof water, werking.
Bij een gebonden straal die gebruikt wordt bij de gloeifase van een vaste stofbrand wordt de stof afgekoeld. Als de brand in de vlammenfase verkeert, dan voldoet de sproeistraal het beste. De waterdruppels zullen door verhitting stoom vormen, waardoor de zuurstof wordt verdrongen en verstikking optreedt. 1 liter water=1640 liter stoom.
Blusstof water, let op volgende zaken.
2. water is vorstgevoelig;
3. gebruik van de gebonden straal geeft beduidend meer waterschade dan de sproeischaal.
Blusstof water, t.o.v. andere brandklassen.
2. bij een brand van metalen is het i.v.m. de vorming van knalgas juist gevaarlijk water te gebruiken.
Blusstof schuim, werking.
In schuim zit een beetje water, waardoor het effect heeft op de temperatuur van de brandbare vloeistof. Schuim kan ook effect hebben in brandklasse A maar de hoeveelheid water heeft dan maar een beperkte afkoelende werking. Bij een sproeischuimblusser is dit effect in brandklasse A niet aanwezig.
Soms wordt er preventief een schuimlaag over een brandbare vloeistof gelegd, bijvoorbeeld bij een ongeluk in een lab of met een tankwagen.
Blusstof sproeischuim, werking.
Het bijzondere van de sproeischuimblusser zit in de zogeheten sproeischuimstraalpijp. Hierdoor wordt een schuimnevel geproduceerd van zeer fijne druppeltjes. Een voordeel van deze fijne nevel is dat zonder gevaar brandende apparatuur die onder spanning staat, geblust kan worden.
Blusstof sproeischuim t.o.v. andere brandklassen.
Blusstof poeder, werking.
Dit zijn branden die in de gloeifase verkeren.
Voordelen poeder: grote bluskracht en kan zowel binnenshuis als buitenshuis worden gebruikt.
Nadelen poeder: afdekking is niet blijvend, waardoor kans op herontbranding ontstaat.
Blusstof poeder t.o.v. andere brandklassen.
Voordelen: grote bluskracht, niet vorstgevoelig dus zowel buiten als binnen te gebruiken.
Nadelen: grote nevenschade die de poeder veroorzaakt doordat het hoofdzakelijk uit zouten bestaat. Afdekking is niet blijvend waardoor kans op herontbranding ontstaat.
Blusstof poeder, 3 soorten.
2. ABC-poeder (ofwel PG-poeder, universeelpoeder of gloedpoeder): geschikt voor branden van klassen A, B of C;
3. D-poeder (ofwel M-poeder): zeer speciaal poeder dat alleen geschikt is voor bestrijden van branden uit klasse D, zoals metaalbranden, bijvoorbeeld magnesium of aluminium. D-poeder wordt op brandend metaal gestrooid. Dit in tegenstelling tot BC-poeder en ABC-poeder die op een brand gespoten worden.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden