Bewegen en neurologie

36 belangrijke vragen over Bewegen en neurologie

Wat is kenmerkend voor het infantiele type scoliose?

Bestaat vóór het 3e levensjaar, doet zich vooral voor bij jongens en thoracale bocht meestal links convex georiënteerd.
- Benigne vorm: na aanvankelijke periode van progressie ontstaat geleidelijk spontane verbetering
- Sterk progressieve vorm: vaak op jonge leeftijd al chirurgisch ingrijpen noodzakelijk

Wat is kenmerkend voor het juveniele type van scoliose?

Ontstaat tussen 3e en 10e levensjaar. Komt vaker voor bij meisjes. Risico op progressie is zeer groot. Meestal met korset behandeld en uiteindelijk chirurgische correctie.

Wat is kenmerkend voor het adolescente type van scoliose?

Meest voorkomende type idiopathische scoliose. Meestal meisjes in de groeispurt, die in periode van de maximale lengtegroei in korte tijd een duidelijke verkromming met een bochel (gibbus) blijken te hebben ontwikkeld. Bocht is doorgaans rechts convex georiënteerd, lumbale bocht meestal links convex.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het verschil tussen de early onset en late onset typen van scoliose?

Early onset vindt voor 8e levensjaar plaats en late onset na het 8e levensjaar. Deze indeling is gebaseerd op genetische predispositie tussen beide groepen en is zinvol omdat het onderscheid te maken heeft met de alveolaire ontwikkeling van de longen. Voor 8e levensjaar kan een ernstige scoliose grote consequenties hebben voor uiteindelijke longfuncties, met soms cor pulmonale als gevolg.

Wanneer en hoe behandel je scoliose?

Wanneer progressie is aangetoond.
- Niet-operatief d.m.v. een korset. Moet sprake zijn van een bocht tussen minimaal 25 en maximaal 40 graden en er moet voldoende restgroei zijn, bocht moet soepel zijn, apex van belangrijkste bocht moet niet hoger dan Th8 gelokaliseerd zijn en kind moet brace ten minste 18 uur per dag dragen. Brace moet gedragen worden totdat groeispurt voorbij is.
- Operatief: fixatie met schroeven via de pedikel tot in het wervellichaam.

Wat zijn eventuele complicaties van de operatieve behandeling van scoliose?

- Algemene complicaties zoals wondinfecties, trombose, longembolieën
- Optreden van complete of gedeeltelijke beschadiging van het ruggenmerg
- Fixatie van de wervelkolom onder niveau L3 wat later kan leiden tot ernstige lagere rugpijn

Wat is kenmerkend voor congenitale scoliose?

Ontstaat doordat een of meer wervels door een stoornis in de aanleg of de segmentatie niet symmetrisch groeien. Moet vaak op jonge leeftijd geopereerd worden. Brace uitsluitend zin om wervelkolom enigzins in balans te houden.

Wat is kenmerkend voor neuromusculaire scoliose?

In groeifase leiden verlammingen van rompspieren vrijwel altijd tot een scoliose. Op jonge leeftijd kunnen ziektes zoals Duchenne, spinale spieratrofie, aangeboren spasticiteit en spina bifida tot verlamming leiden. Kan zich presenteren als collapsing spine, waarbij de wervelkolom in een langgerekte scoliose in elkaar zakt. Brace heeft weinig of geen nut. Wel kunnen in vroeg stadium aanpassingen aan de rolstoel een bijdrage leveren aan verbetering van de zitbalans. Methode van Luque.

Welke ziekten kunnen nog meer zorgen voor verhoogd risico op scoliose?

- Neurofibromatose (ziekte van von Recklinghausen) = gegeneraliseerde mesenchymale afwijking
- Ziekte van Marfan, osteogenesis imperfecta en Ehlers-Danlos syndroom zijn bindweefselaandoeningen met verhoogd risico op scoliose

Wat is kyfose en bij welke ziekte komt dit vooral voor?

Toegenomen adolescentenkyfose komt vaak voor bij de ziekte van Scheuermann, vaak thoracaal gelokaliseerd, maar soms ook lumbaal.

Waar kenmerkt de ziekte van Scheuermann zich aan?

Bij de ziekte van tplaten zijn de dekplaat en de ringapofyse van de wervels aangedaan. De kraakbenige sluitplaten zijn vaak onregelmatig en kunnen defect zijn. Röntgenologisch beeld wordt osteochondrose met noduli van Schmorl genoemd.
Ziekte treedt vanaf de groeispurt op. Manifestatie is veelal pijnloos, soms lage rugpijn bij volwassenen. Behandeling bestaat vooral uit ontlasten van wervelkolom in acute fase. Bij een ernstig cosmetisch of mechanisch probleem kan een operatieve correctie geïndiceerd zijn.

Hoe diagnosticeer en behandel je een spondylolyse?

Op niveau L5-S1 kan een spondylolyse zonder veel symptomen verlopen. Soms is het een toevalsbevinding op een röntgenfoto. Spondylolyse op een hoger niveau leidt vaker tot klachten, omdat deze wervels ligamentair minder stevig met het bekken verbonden zijn dan L5.
De behandeling is symptomatisch. Er wordt geadviseerd om de wervelkolom zo min mogelijk te belasten. Vooral sporten zoals turnen, gymnastiek, roeien en intensief tennis kunnen beter vermeden worden.

Met welke classificatie bepaal je de mate van afglijding van een spondylolisthesis?

Met de classificatie van Meyerding. Hierbij wordt het sacrum in 4 gedeeld. De mate waarin L5 naar ventraal is verplaatst bepaalt de ernst van de spondylolisthesis. Van graad 5 is sprake wanneer L5 volledig ventraal van het sacrum is terechtgekomen. Dit wordt ook wel spondyloptose genoemd.

Hoe behandel je spondylolisthesis?

Bij mensen die nog niet zijn uitgegroeid moet zorgvuldig klinisch en röntgenologisch worden gecontroleerd of de afglijding toeneemt. Halfjaarlijkse controles.
Bij volwassenen eerst conservatieve therapie. Wanneer dit niet of niet voldoende helpt kan er operatieve stabilisatie van de afgegleden wervel aan de onderliggende wervel plaatsvinden.

Hoe diagnosticeer je artrose?

Door middel van een röntgenfoto. Hiermee kun je ook de progressie van de artrose in de tijd beoordelen. Het radiologische beeld van artrose kenmerkt zich doordat in hetzelfde gewricht verschillende stadia van artrose kunnen worden onderscheiden. Kan worden geclassificeerd op een schaal van 0 tot 5, waarbij 0 geen radiologische artrose is en bij graad 5 is er spraak van osteofyten, een afwezige gewrichtsspleet en botdeformatie wordt gezien.

Waardoor ontstaat veroudering van de discus? En waarvoor kan dit zorgen?

De discus intervertebralis bestaat uit de elastische nucleus pulposus welke wordt omgeven door stug lamellair bindweefsel, de annulus fibrosus. Vanaf 20e levensjaar begint gehalte aan chondroïtinesulfaat en water in de nucleus pulposus langzaam af te nemen, waardoor turgor, souplesse en de hoogte van de discus afnemen. Dit leidt tot een vezelige dunnen discus met afname van elasticiteit en verminderde schokdemping. Snelheid van dit proces wordt sterk bepaald door individuele genetische predispositie en mechanische factoren.

Wat is kenmerkend voor osteoblasten?

- Botvormende cellen.
- Ontstaan uit osteoprogenitorcellen
- Liggen aan de rand van het te vormen botweefsel
- Produceren organische componenten van botmatrix, zoals collageen type I, proteoglycanen en glycoproteïnen
- Kunnen opnieuw geactiveerd worden

Wat is kenmerkend voor osteocyten?

- Volwassen botcellen, ontstaan door rijping uit osteoblasten
- Liggen in lacunae
- Noodzakelijk om botmatrix in stand te houden
- Communicatie tussen osteocyten verloopt via canaliculi, communiceren door middel van gap-junctions
- Spelen belangrijke rol bij remodellering

Wat is kenmerkend voor osteoclasten?

- Botafbrekende cellen
- Worden gevormd uit fusie van hun voorlopers, de granulocyte-macrofaag progenitor cell.
- Liggen aan botrand en zijn vrij beweeglijk

Wat zijn fysiologische functies van calcium?

- Signaal molecuul
- Onderdeel van intercellulaire cement dat cellen samenhoudt bij de tight-junctions
- Cofactor bij de stollingscascade
- Als plasma calcium te laag is neemt de neurale permeabiliteit van natrium toe, waardoor het neuron depolariseert en het zenuwstelsel overgevoelig wordt.

Waaruit bestaat het totaal calcium in het lichaam?

- Extracellulaire vloeistof: geïoniseerde calcium. In plasma is bijna de helft van het calcium gebonden aan plasma eiwitten of andere moleculen. Ongebonden calcium is vrij en diffendeert door open calcium kanaaltjes. Totale plasmaconcentratie is ongeveer 2,5 mM
- Intracellulair calcium: concentratie vrij calcium in cytosol is ongeveer 0,001 mM.
- Extracellulaire matrix (bot): bot is grootste calciumreservoir van het lichaam. Wordt vooral opgeslagen in de vorm van hydroxyapatite kristallen.

Hoe wordt calcium opgenomen en uitgescheiden?

Input: Calcium wordt via dieet ingenomen en geabsorbeerd in de dunne darm. Dit gaat zowel transcellulair als paracellulair. Transcellulair transport wordt bereikt door binnenkomst in de enterocyt door apicale calcium kanaaltjes (TRPV6, ECaC) en door uittreden door basolaterale natrium-calcium uitwisselaars (NCX) en calcium-ATPase transporters.

Output: via de nieren en een klein deel via feces.

Welke drie hormonen spelen een belangrijke rol bij de controle van de calciumbalans?

PTH, calcitrol (vit D3) en calcitonine.

Hoeveel verliest men jaarlijks aan botmassa? (Gemiddeld)

- Vrouwen na vijftigste levensjaar ongeveer 1%
- Mannen na vijftigste levensjaar ongeveer 0,5%

Wat zijn eventuele gevolgen van osteoporose?

Vermindering van de botmassa geeft geen symptomen. Wel kan het zorgen voor:
- Kyfose: kan respiratoire functies afklemmen
- Sneller breken van botten: wanneer 1 keer iets gebroken, is risico op meer breken groter
- Hyperkyfose: abdomen kunnen naar voren verschuiven waardoor er compressie plaatsvindt op inwendige organen

Op welke manieren kun je de botmassa meten?

- DEXA: dual-energy X-ray absorptiometry = meest gebruikte techniek. Hierbij wordt de bot-mineraaldichtheid bepaald. Z-score is aantal standaarddeviaties (SD) dat de botmineraaldichtheid van individuele patiënt afwijkt van het gemiddelde van iemand met dezelfde leeftijd en zelfde geslacht. T-score is het aantal SD dat de botmineraaldichtheid van een patiënt boven of onder botmineraaldichtheid van een jong volwassene zit. Indien T-score < -2,5 SD = osteoporose

Andere methoden:
- Singlephoton absorptiometry (SPA)
- Dual-photon absorptiometry (DPA)
- Ultrageluidsmetingen
- Quantitative computed tomography (qCT)

Hoe behandel je osteoporose medicamenteus?

- Calcium: 1000 mg per dag aanbevolen
- Vitamine D
- Bifosfonaten: remmen de botafbraak. Meestal 1 keer per week. Bijwerkingen: maag- en darm klachten.
- Oestrogenen: aantal nadelen, namelijk wanneer meer dan 5 jaar gebruikt verhoogd risico op mammacarcinoom. Ook verhoogd risico op endometriumcarcinoom. Worden niet meer aanbevolen.
- Selectieve oestrogeenreceptormodulatoren (SERM's): verhogen botmineraaldichtheid. Verhoogd risico op trombose.
- PTH: subcutane injectie dagelijks. Stimuleert botformatie. Even effectief als bifosfonaten.
- Strontiumranelaat: stimuleert botaanmaak en remt botafbraak.
-   Calcitonine: duur
- Natriumfluoride: stimuleert de botaanmaak en kan zorgen voor stijging botmineraaldichtheid.

1e keuze = bifosfonaten

Wat is het verschil tussen osteoporose en botveroudering?

Bij botveroudering is er een verminderde botaanmaak. De structuur blijft intact, maar de structuur is dunner.

Bij osteoporose is er sprake van een verminderde dichtheid doordat er minder bot balkjes zijn.

Wat zijn de belangrijkste dermatoom streken?

  • C2 – achterzijde van het hoofd
  • C3 – gebied ter hoogte van de boord van een coltrui
  • C4 – gebied van een lage kraag
  • C6 - (nervus radialis): duim
  • C7 - (nervus medianus) wijs- en middelvinger
  • C8 - (nervus ulnaris) ringvinger en pink en de mediale achterzijde van de arm
  • Th4 - tepels.
  • Th5 - onderborstplooi.
  • Th6/Th7 - processus xiphoides (zwaardvormig uitsteeksel van het borstbeen).
  • Th10 - navel (vaak het eerste symptoom van blindedarmontsteking)
  • Th12 - schaamstreek.
  • L1 - lies
  • L4 – gebied rond de knieschijf
  • L5 - grote teen
  • S1 - overige tenen
  • S2/S3 - genitaliën
  • S5 anus

Wat is kenmerkend voor de spinale zenuwen?

Op cervicaal niveau treden de zenuwen boven de bijbehorende wervel uit. Thoracaal en lumbaal treden de zenuwen onder bijbehorende wervel uit.

Wat zijn veel voorkomende klinische verschijnselen van lumbale HNP?

Klachten vooral tussen 25 en 50 jaar, vaker bij mannen dan bij vrouwen. Voornaamste klacht is lage rugpijn uitstralend naar één been, of alleen pijn in één been. De radiculaire pijn is in een dermatoom gelokaliseerd en neemt toe bij drukverhogende momenten (hoesten, niezen, persen) en bij bewegingen waardoor de wortel nog meer gerekt of belast wordt.

Bij een mediane hernia beperken de klachten zich tot lage rugpijn, vaak toenemend bij voorover buigen.

Wat is een radiculair syndroom?

Een syndroom van de wortel van een zenuw (verzameling van symptomen of verschijnselen). De wortel ligt in het ruggenmergkanaal en wordt omgeven door de dura matar.

Wanneer wordt er aanvullend onderzoek gedaan bij een klinisch beeld van een lumbosacrale HNP?

- Caudasyndroom
- Maligniteit in voorgeschiedenis
- Toename van pijn, al dan niet met uitvalsverschijnselen
- Bij het uitblijven van verbetering met conservatieve behandeling: uitsluiten van andere diagnosen
- Bij het uitblijven van verbetering met conservatieve behandeling: operatieve behandeling wordt overwogen

Indien een hernia moet worden behandeld, hoe doen ze dat dan?

- Discectomie: meestal via unilaterale transflavale benadering. Eerst wordt lig. falvum weghaalt, waardoor toegang is tot tussenwervelruime. Vervolgens wordt driekwart van discus weggehaald.
Hoe meer discusmateriaal verwijderd is, des te kleiner de kans op een recidiefhernia, maar des te meer kans op rugpijn en omgekeerd.

Wat is de meest voorkomende oorzaak van een cervicale HNP?

Discusprolaps. Door het breed aangelegde ligamentum longitudinale posterior treedt deze zelden mediaan maar bijna altijd lateraal op.

Wat zijn risicofactoren voor het krijgen van een hernia?

- Grote lichaamslengte (mannen)
- Genetisch
- Zwaar lichamelijk werk
- Langdurig autorijden
- Stress
- Langdurig roken (>20 jaar)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo