Samenvatting: Bgn - 3. Voorlichting
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van BGN - 3. Voorlichting
-
1 Overgewicht
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat betekend de PAL-waarde?
Physical activitity level.
Het geeft de mate van lichamelijke activiteit aan. -
Wat betekend de MET-waarde?
Metabolic equivalent of task.
Wordt gebruikt om vast te stellen hoe zwaar een taak is. Het is een fysiologische meeteenheid die aangeeft hoeveel energie een bepaalde fysieke inspanning kost. -
1.2 Feiten en cijcers
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe komt het dat het percentage van overwicht bij laagopgeleiden 3 á 4 keer hoger ligt?
Ze hebben minder kennis van voedsel, waardoor ze minder bewustere keuze's kunnen maken. -
1.3 Overgewicht vaststellen
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn 3 goede onderdelen om te meten om te concluderen of iemand overgewicht heeft?
1. BMI
2. Buikomvang
3. Vetpercentage -
Wat is een normaal en een te hoog vetpercentage voor vrouwen tussen de: 20 - 39 jaar40 - 59 jaar60 - 79 jaar
20 - 39 jaar
Normaal: 21 - 33%
Te hoog: 33 - 39%
40 - 59 jaar:
Normaal: 23 - 24%
Te hoog: 34 - 40%
60 - 79 jaar:
Normaal: 24 - 36%
Te hoog: 36 - 42% -
Wat is een normaal en te hoog vetpercentage voor mannen tussen de:20 - 39 jaar40 - 59 jaar60 - 79 jaar
20 - 39 jaar
Normaal: 8 - 20%
Te hoog: 20 - 25%
40 - 59 jaar:
Normaal: 11 - 20%
Te hoog: 22 - 28%
60 - 79 jaar:
Normaal: 13 - 25%
Te hoog: 25 - 30% -
1.4 Oorzaken
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil tussen een specifieke en een aspecifieke aandoening?
Bij een specifieke aandoening is er sprake van een duidelijke oorzaak-gevolgreactie. De aandoening is meetbaar of aantoonbaar. (
Bij een aspecifieke aandoening is het niet duidelijk wat de precieze oorzaak van de ziekte is. He is een samenspel van factoren dat uiteindelijk tot de oorzaak leidt. -
Welke 11 factoren zijn van invloed op het basaalmetabolisme of de grondstofwisseling?
1. Hoeveelheid spiermassa
2. Slechte onvolwaardige voeding (wordt makkelijk verbrand)
3. Leeftijd
4. Activiteitenniveau
5. Geslacht
6. Omgevingstemperatuur
7. Mineralentekort (jodium tekort = trage schildklier)
8. Gebruik van afslankmiddelen
9. Stress
10. Slaaptekort
11. Lijnen (1000 kcal per dag) -
Waarom leidt lijnen uiteindelijk meestal tot gewichtstoename?
Het zet de stofwisseling in de spaarstand. De ruststofwisseling wordt met bijna 20% vertraagd. Het komt door de afbraak van spierweefsel. Veel mensen vallen na de lijnpoging weer terug in hun oude voedingsgewoonten en dan slaat het lichaam de extra calorieën versneld als vet op, omdat het nog ingesteld staat op het oude systeem en de spaarstand nog aan heeft. -
Wat is cortisol en wanneer produceren we er veel van?
Cortisol onderdrukt de werking van insuline, waardoor de bloedsuikerspiegel stijgt en wat leidt tot minder vetafbraak. Daarnaast verlaagt cortisol het serotonineniveau in de hersenen.
We produceren veel cortisol tijdens langere perioden van stress.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden