Samenvatting: Bgn: Neuropsychologie En Psychofarmacologie

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van BGN: neuropsychologie en psychofarmacologie

  • 1 Hoofstuk 1: Klinische neuropsychologie: een historische schets

  • 1.1 Inleiding

    Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat leerde Hippocratus voor 400 jaar voor Christus?

    Al het (afwijkend) gedrag en gevoel voortkomen uit de werking van de hersenen. Hij probeerde andere ervan te overtuigen dat het onjuist was om verschijnselen toe te schrijven aan buitenaardse krachten zoals goden.
  • In de geneeskunde van de Grieken en Romeinen zag men het lichaam als een samenstelling van een aantal elementen:

    Water, vuur, bloed en slijm. Die moesten in een goede balans zijn, anders was er sprake van ziekte. Dat gold ook voor het mentale functioneren.
  • Wat was er vanaf 14e eeuw?

    Waagde men het weer om kritisch en zelfstandig te observeren en denken. Dat heeft onder meer geleid tot de opvatting van René Descartes dat de ziel een ongedeelde, zelfstandige maar immateriële eenheid is. De ziel lokaliseerde hij in een holte in het hoofd, de pijnappelklier of epifyse. Het gevolg was een eeuwenlange discussie over de interactie tussen lichaam en geest.
  • In de 19e eeuw stelde de Duitse arts Franz Joseph Gall een volledig andere benadering voor:

    Er is een groot aantal mentale organen, gelegen in de grijze schors van de hersenen. Dit leidde onder meer tot de frenologie, een volstrekt onwetenschappelijke praktijk die commercieel wel interessant was. In Frankrijk werden Galls opvattingen getoetst met de zogenaamde clinicoanatomische methode.
  • 1.2 De celtheorie

  • Een belangrijk vraagstuk bij de hersenen-gedragsdiscussie is dat van de lokalisatie:

    Waar moeten we de ziel of geest lokaliseren, hoe werkt de geest in op het lichaam, en welke organen spelen hierbij een rol?
  • De Grieken kenden drie zielen:

    - Overleven (via voedselopname, aanwezig bij de plant).
    - Activiteiten van een organisme in relatie tot de omgeving.
    - Hogere-ordeziel, die een onderscheid kon maken tussen wat goed en fout was om te doen
    (de Grieken duiden die aan als psychikon hegemonicon, het zelfsturend principe).

    De mens bezat als enige alle drie van deze vormen.
  • De weinige filosofen die ook de anatomische structuur onderzochten, merkten op dat er holtes waren in de hersenen, hersenventrikels, die toen echter cellen werden genoemd. Deze cellen werden gezien al de plaats voor de geest. Daarbij werd de geest opgedeeld in verschillende functies:


    • Eerste cel: informatie zou uit verschillende zintuigen binnenkomen (de sensus communis).
    • Tweede cel: hier wordt het beeld geïnterpreteerd, wat stelde het beeld voor? Dit had ook
      een affectief component, hoe belangrijk is het beeld voor mij?
    • Derde cel: hierin werd het beeld opgeslagen (de memoria).

      Deze celtheorie is tot op de dag van vandaag de basis van de ideeën over de cognitieve psychologie. Cognitieve processen beschrijven de werking van mentale processen in het algemeen.
  • De ideeënvorming over individuele verschillen heeft zich langs een andere lijn ontwikkeld, we spreken nu over persoonlijkheid, maar in de oudere literatuur wordt dit aangeduid met het begrip karakter. Fysiognomie betekend:

    de interpretatie van het gelaat. De vorm van iemands gelaat, maar ook van het totale uiterlijk, werd gezien als een reflectie van het karakter van die persoon.
  • 1.3 Descartes: een ongedeelde geest

  • René Descartes vatte het plan op om helemaal af te zien van alle wijsheid die vanuit de oudheid was overgeleverd: karakteristiek voor de renaissancetijd. Waar begon hij mee?

    Hij begin met alles in twijfel te trekken en besloot alleen te bouwen op inzichten die in zijn ogen onomstotelijk waren. Volgens hem kon de mens worden opgedeeld in twee substanties:

    • Het lichaam (res extensa).
    • De geest (res cogitas) (niet materialistisch).
  • Descartes zag deze res cogitans (de geest) als een soort bestuurder:

    Vanuit het hele lichaam kwamen via de zenuwen berichten over de buitenwereld binnen, en op basis van herinneringen, die volgens Descartes in het weefsel van de hersenen waren opgeslagen, werden boodschappen teruggestuurd, waardoor de ledenmaten konden bewegen. Hiermee beschreef hij het idee van de reflex.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart