Mucinen
8 belangrijke vragen over Mucinen
Wat zijn mucinen en welke zijn er?
- mucinen zijn een soort bindmiddel in slijm
- mucinen zitten in het maag-darmkanaal
- MUC2: maag-darmkanaal en oog
- MUC3: maag-darmkanaal
- MUC4: maag-darmkanaal, oog, baarmoeder
- MUC5AC: maag, oog
- MUC5B: speeksel, long, neusslijm, middenoor, galblaas
- MUC6: maag
- MUC7: speeksel
Hoe worden mucinen uit speeksel geïsoleerd?
- je vangt totaal speeksel op, dus van alle speekselklieren, je hebt ongeveer 1 L nodig. Daar gaan dus wel een paar dagen overheen
- Per dag produceer je ongeveer 1,5 L speeksel. Bij het produceren van 1 L speeksel ben je dus wel even bezig
- ten eerste wordt het speeksel gecentrifugeerd bij 200.000 g. Dit is een enorme kracht
- de grote mucinen (grote eiwitten) zijn zwaar genoeg om zich op te hopen op de bodem. Ze hebben dan een soort 'watje'-structuur. Dit watje kan natuurlijk enorm snel weer water opnemen.
Hoe gaat de microscopie van mucinen?
- atomic force measurement: een puntje tast een oppervlak af. Als hij over een mucine loopt, komt hij iets omhoog en dit wordt gedetecteerd.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Hoe ziet de globale architectuur van speekselmucinen eruit?
- de gele blokjes zijn koolhydraatketens (suikers). De koolhydraatketens bestaan echter weer uit een eiwitketen en een koolhydraatketen. Het zijn in feite twee verschillende structuren die aan elkaar zitten.
- doordat de koolhydraatketens aan de eiwitketen vast zit, wil water graag binden. Op deze manier hecht water zich vast aan mucinen.
- de vishaakstructuren geven de eindjes van de monomeren aan. De monomeren zitten aan elkaar vast door midel van een covalente zwavelbrug (S-S). Deze zijn alleen los te krijgen met behulp van stoffen, zoals hoestdrank.
Wat doen de koolhydraat zijketens op MUC5B?
- de eiwitketen wordt een molecuul met langgerekte vorm
- mucinen maken speeksel stroperig: visco-elastische en gel-vormende eigenschappen
Wat is de visco-elasticiteit van MUC5B?
- elasticiteit: weerstand om te vervormen. Wanneer mensen veel parotis speeksel produceren, zal dit heel snel weer verdampen. Het heeft namelijk een lage viscositeit en een lage elasticiteit.
- shear-thinning: een eigenschap van verf. Niet-bewegende verf lijkt veel dikker en minder erg stromend.
- lage stromingssnelheid = hoge viscositeit. Mucinen zijn niet georiënteerd. Ze liggen als spaghetti door elkaar en gaan overal bindingen aan.
- hoge stromingssnelheid = lage viscositeit. Mucinen oriënteren zich vervolgens de stroomrichting. Op deze manier bewegen de mucinen zich bij hoge stroomsnelheid.
Welke variatie hebben muncinen (MUC5B) in de koolhydraatzijketens?
- H-antigen (bloedgroep 0): galactose en fucose
- A-antigen (bloedgroep A): N-acetyl-galactosamine, galactose en fucose
- B- antigen (bloedgroep B): galactose en fucose aan een extra koolhydraat.
- binnen een persoon: onder andere afhankelijk van de speekselklier
- binnen een klier: mucinen met verschillende soorten koolhydraatketens binnen een klier
- binnen een molecuul: zeer veel verschillende suikerketens.
- het eiwitgedeelte van mucinen is binnen een klier identiek, maar de mucinen hebben wel verschillende koolhydraatketens.
Wat zijn de orale functies van mucinen?
- antimicrobieel: binding, aggregatie van bacteriën, fysieke barrière voor virussen en bacteriën.
- mucosa: soepel houden van de mucosa, bescherming tegen uitdrogen, diffusie barrière voor zuur/base, bescherming tegen wrijvingskrachten.
- tandoppervlak: dekmineralisatie (cariës en erosie), attritie
- voedsel: bolusvorming
- spraak: articulatie
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden