De 10 vragen
5 belangrijke vragen over De 10 vragen
Uitgaand van de sporofyt, rangschik de volgende stadia van de levenscyclus van de landplanten in de juiste volgorde: zygote, gameten, sporen, gametofyt, gametangium, sporangium, meiose, bevruchting.
Noem 5 kenmerken die bij de Hepatophyta niet, maar bij de Bryophyta en/of Anthocerophyta wel aanwezig zijn, en waardoor de Hepatophyta als meest basale groep van de landplanten beschouwd kunnen worden.
2 hydroïden en leptoïden (primitief transportweefsel)
3 perine-laag op de sporenwand
4 meristemen
5 gametofyt-sporofyt-junction
Noem [xx] taxa waarbij heterosporie [of een ander kenmerk] onafhankelijk is opgetreden.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Beschrijf de reductie van de gametofyt binnen de landplanten (van mossen naar varens naar gymnospermen naar angiospermen).
In varens: Sporofyt dominant, gametofyt leeft vrij als gereduceerd prothallium
In gymnospermen: Sporofyt dominant, de gametofyt is niet meer vrijlevend en ontwikkelt zich in de sporenwand
In angiospermen. Sporofyt is dominant, de gametofyt is gereduceerd tot een paar cellen (3 bij de mannelijke, 8 bij de vrouwelijke). De gametofyt ontwikkelt binnen het megasporangium.
Geef een definitie van een zaadknop, zaad, vrucht en bloem. M antwoord
Zaad: embryo (jonge sporofyt) in rusttoestand + reservevoedsel, omgeven door integumenten (zaadhuid)
Vrucht: rijpe zaden in omgevormd vruchtbeginsel
Bloem: de functionele eenheid van een gecomprimeerde as met kransen omgevormde bladeren en sporofyllen
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden