Samenvatting: Biologie

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Biologie

• H-5 Erfelijkheid basisstof 1 (havo 3)

  Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 13/03/2017
  Laat hier meer flashcards zien

• Het verschil tussen een bijenkoningin en een werkbij wordt vooral bepaald door een milieufactor.

  Dit klopt, het is namelijk afhankelijk van het voedsel dat de larve, die koning moet worden, krijgt.

• Een dar ontstaat uit een onbevruchte eicel waarbij milieufactoren een rol spelen. Is dit juist of onjuist?

  Dit is juist. De larve die uit het eitje komt wordt 6 dagen goed gevoed, waarna deze zich kan verpoppen. Krijgt de larve geen voeding ontpopt hij dus ook niet.

• Waaruit blijkt dat het geluk dat je ervaart, kan worden beïnvloed door erfelijke factoren.

  Het gen met de naam 5-HTTLPR bevat de informatie voor stoffen die invloed hebben op de stemming en het zelfvertrouwen van mensen. Van dit gen kan een lange en een korte variant voorkomen. Mensen met de lange variant ervaren meer gelukt.

• Uit onderzoek is gebleken dat er een gen is die invloed heeft op psychosen en geheugenstoornissen na het roken van cannabis. Hoe wordt dit gen aangeduid.

  Het COMT-gen, dit gen is ontdekt door Cecile Henquet.

• Noem de twee varianten van het COMT-gen en welke 3 combinaties zijn er mogelijk. Geef bij de combinaties aan welke het minst en het meeste risico heeft.

  De Val-variant en de Met-variant.
  Combinaties: 
  

  • Val/Val heeft 4x zoveel risico op psychosen en geheugenstoornissen
  • Val/Met staat op de tweede plaats
  • Met/Met heeft de minste risico, maar je loopt wel risico. 
    

• Als een vader en een moeder beiden zwart haar hebben, kan het kind dan blond haar hebben?

  De kans is klein omdat het gen met zwart haar dominant is, maar als beide ouders hetrozygoot zijn en allebei een blond gen hebben dan kan het wel. Zijn beide ouders homozygoot voor het gen met zwart haar dan kan het kind geen blond haar krijgen.

• H-5 Erfelijkheid basisstof 2 (havo 3)

  Dit is een preview. Er zijn 14 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 14/03/2017
  Laat hier meer flashcards zien

• Genen kunnen aan en uitstaan. Wie bepalen of een gen uit of aan staat?

  Regelgenen bepalen of het gen tot uiting komen(genexpressie). Milieufactoren kunnen de genexpressie ook beïnvloeden.

• Genen kunnen worden aan en uitgezet. Wat wordt hiermee bedoeld? Geef een voorbeeld.

  Dat wil zeggen dat veel genen alleen onder bepaalde omstandigheden worden aangezet (genexpressie). Bijvoorbeeld het gen voor hoofdhuid, die betrokken is bij de vorming van hoofdhaar, komt alleen tot uiting op het hoofd. Hetzelfde gen staat in het oog uit.

• Een maagcel en een cel uit het bot van je vinger bevatten dezelfde genen? Dit is juist of onjuist?

  Dit is juist, maar de genen hoeven niet tot uiting te komen.

• Is de genexpressie in een maagcel gelijk aan de genexpressie in een cel uit het bot van de vinger? Leg je antwoord uit?

  Nee, het gen in de maag helpt bij de productie tot maagzuur, dus komt tot uiting, maar hetzelfde gen in de vinger komt niet tot uiting.