Samenvatting: Biologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van biologie
-
2 Deel 2: orde brengen in biodiversiteit
-
2.4.1 basiskenmerken van planten
-
Als we een landschap bekijken, valt onmiddellijk op hoe kaal het wel zou zijn zonder planten toch zijn er enkele miljarden jaren aan voorafgegaan waarbij er nauwelijks leven op het vasteland was te bespeuren. Daar kwam ca. 500 miljoen jaar geleden verandering in toen de planten het land begonnen e veroveren.
Om tot het rijk van de planten te behoren, moet een organisme aan volgende basiskenmerken beantwoorden:- het organisme is meercellig.
- de cellen zijn eukaryoot
- de cellen zijn omgeven door een celwand met cellulose
- de cellen bezitten meestal een grote centrale vacuole
- in sommige cellen zijn bladgroenkorrels aanwezig voor het uitvoeren van de fotosynthese
- het organisme leeft autotroof
deel van een bloemplant met belangrijke functies- wortel
- opname van mineralen en water, vasthechting van de plant
- bladeren
- fotosynthese
- stengel
- transport van water, mineralen en producten van de fotosynthese
- vrucht, zaad, bloem
- geslachtelijke voortplanting.
-
Schematische voorstelling van een eukaryote plantencel
- Celkern
- vacuole
- celmembraan
- bladgroenkorrel
- celwand
- cytoplasma
- Celkern
-
2.4.2 vergelijkend onderzoek van plantengroepen
-
Op een idee te vormen op welke manier planten kunnen worden geclassificeerd (ingedeeld in groepjes met overeenkomstige kenmerken), vertrekken we van 11 verschillende plantensoorten waarop we een vergelijkend onderzoek uitvoeren omdat niet alle kenmerken op elk van die 11 plantensoorten even gemakkelijk waarneembaar zijn, betrekken we in het vergelijkend onderzoek nog andere platensoorten. op basis van volgende 4 classificatiecriteria proberen we door nauwkeurige waarneming deze 11 verschillende plantensoorten in bepaalde groepen te plaatsen:
- Zijn er vaatbundels aanwezig?
- zijn er bij de vaatplanten sporen of zaden aanwezig?
- liggen de zaden naakt in een kegel of opgesloten in een vrucht?
- uit hoeveel zaadlobben bestaat het zaad?
- Zijn er vaatbundels aanwezig?
-
2.4.2.1.1 bouw van een vaatbundel
-
Een vaatbundel is transportweefsel in de wortel, de stengel en de bladernerven van een plant, dat instaat voor het transport van allerlei stoffen.
In een vaatbundel komen twee soorten buisvorige cellen voor nl. Houtvaten en zeefvaten.- de houtvaten zorgen voor het transport van water en mineralen , ook mineraal sap genoemd, van de wortels naar de bladeren.
- de zeefvaten transporteren organisch sap, waarin fotosyntheseproducten zoals suiker voorkomen, naar alle mogelijke plaatsen van de plant.
-
2.4.2.1.2 vaatloze planten en vaatplanten
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.4.2.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
De aanwezigheid van vaatbundels is een belangrijk kenmerk om planten in groepen onder te verdelen.
uit onderzoek van de stengeldoorsnede van onze 11 planten blijkt dat zowel haarmos, een voorbeeld van een bladmos, als paraplutjesmos, een voorbeeld van een levermos, geen echte vaatbundels bevatten. Dat betekent dat we de mossen kunnen plaatsen in de groep vaatloze planten, alle andere planten noemen we vaatplanten. -
Mossen zijn klein, relatief eenvoudig gebouwde landplanten, waarvan levermossen en baldmossen de twee belangrijkste groepen zijn.
Het plantenlichaam van leermossen waaraan wortels, stengels en bladeren ontbreken, wordt thallus genoemd. Bij bladmossen treffen we weliswaar een tengeltje en blaadjes aan, maar echte wortels ontbreken nog. In plaats van wortels beschikken mossen over rhizoïden dat zijn draadvormige uitgroeisels (één cel dik) die alleen zorgen voor vasthechting. In tegenstelling tot echte wortels tref je er geen vaatbundels aan. -
2.4.2.2.3 planten ordenen volgens de aanwezigheid van sporen of zaden
-
Wanneer we onze 11 planten ordenen volgens de aanwezigheid van sporen of zaden als middel om de soort te verspreiden, stellen we vast dat parapluutjesmos, haarmos en mannetjesvaren sporen produceren en geen zaden.
We plaatsen deze planten in de groep van de zaadlose planten, alle andere planten zijn zaadplanten. -
2.4.2.3 liggen de zaden naakt in een kegel of opgesloten in een vrucht?
-
Bij de fijnspar liggen de zaden naakt tussen de houtige schubben van een kegel. Daarom behoort de spar tot de afdeling van naaktzadigen.bij grote zandkool, herderstasje en de andere zaadplanten liggen de zaden ingebed in een vrucht. Daarom behoren ze tot de afdeling van de bedektzadigen. Deze groep van zaadplanten noemen we ook bloemplanten.
De meeste naaktzadigen vormen kegels en behoren daarom tot de coniferen of kegeldragers. Meestal dragen ze naaldvormige bladeren en daarom noemen we ze ook naaldbomen. Dennen en sparren zijn voorbeelden van naaldbomen die in de winter hun naalden behouden. Een uitzondering is de lork, die in de winder zijn naalden verliest. -
Mannelijke en vrouwelijke kegels
Coniferen dragen zowel mannelijke als vrouwelijke kegels. De mannelijke kegels produceren stuifmeel dat met de wind tot bij de vrouwelijke kegels wordt vervoerd, waar de eicellen tussen de schubben zitten. Na bevruchting groeien de vrouwelijke kegels en rijpen de gevleugelde zaadjes tussen de schubben. Na enkele jaren zijn de kegels verhout en waaien rijpe gevleugelde zaden van tussen de schubben weg. -
2.4.2.4 hoeveel zaadlobben komen er voor in zaden van bedektzadigen?
-
De afdeling van de bedektzadige telt de meeste soorten in het plantenrijk.
Deze planten produceren bloemen waaruit zaden ontstaan die opgesloten zitten in vruchten. Daarom worden ze zoals eerder aangegeven ook de 'bloemplanten' genoemd.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden