Samenvatting: Biologie Van Dieren Deeltoets 2
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Biologie van Dieren Deeltoets 2
-
1 Hormonen Deel 1
Dit is een preview. Er zijn 23 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Receptor in het membraan route van hormoon
Als een receptor in het membraan zit, werkt het vaak via een G-gekoppelde eiwitreceptor. Hierin bindt bijvoorbeeld epinefrine aan zijn receptor, waarna de receptor een G-eiwit activeert (draagt GTP), en daarmee een adenylyl cyclase fosforyleert. Deze zet ATP om naar cAMP (second messenger), dat eiwitkinase A (PKA) activeert. In het geval van epinefrine zorgt PKA er dan voor dat glycogeen synthese wordt geïnhibeerd, en de afbraak wordt geactiveerd. -
Intracellulaire receptor, route van hormoon
Vetoplosbare hormonen zoals oestradiol bewegen vrij over de membranen heen, maar moeten in het cytoplasma vastgehouden worden (omdat het cytoplasma dus een waterachtige substantie is). Oestradiol bindt aan de intracellulaire oestradiol/oestrogeen receptor, waardoor een hormoonreceptor complex wordt gevormd. Dit complex gaat de kern in, waarin het gaat werken als een transcriptiefactor. Dit initieert transcriptie, waarna in het geval van oestradiol uiteindelijk het eiwit vitellogenine wordt gesynthetiseerd. -
De hormonale regulatie van calcium (homeostase) Veel calcium dan .....
Als door bijvoorbeeld een extra opname van calcium uit het voedselkomt, gaat de hoeveelheid calcium in het bloed omhoog. Hierop reageren de parafolliculaire cellen, C-cellen in de schildklier. Deze geven calcitonine af, welke ervoor zorgt dat calcium op wordt genomen in de botten. -
De hormonale regulatie van calcium (homeostase) weinig calcium dan ......
Wanneer calcium in het bloed naar beneden gaat, zoals dat het wordt uitgescheiden via de darmen en nieren, worden de parathyroid klieren gestimuleerd (zitten aan de achterzijde van de schildklier). Hierdoor wordt het parathyroid hormoon (PTH) uitgescheiden, welke ervoor zorgt dat calcium dat zich in het bot bevindt wordt vrijgelaten in het bloed. -
De posterior Hypofyse (neurohypofyse)
De posterior hypofyse, ook wel de neurohypofyse genoemd, staat in direct neuronaal contact met de hypothalamus. Hierin geven de neuronen van de hypothalamus bepaalde componenten af aan kleine capillairen die door de hypofyse stromen. De hormonen die hier worden afgegeven zijn ADH (antidiuretisch hormoon/(arginine)vasopressine) en oxytocine. Deze hormonen worden daarom ook wel neurohormonen genoemd. -
De anterior hypofyse of adenohypofyse
De anterior hypofyse of adenohypofyse staat met bloed in contact met de neuronen van de hypothalamus. De hypothalamus geeft releasing hormonen (RH) of inhibiting hormonen (IH) af aan het bloed. Deze gaan vervolgens naar de hypofyse, waarin daarin endocriene cellen liggen die op RH/IH reageren. Deze cellen scheiden vervolgens een aantal hormonen uit. Dit zijn GH (growth hormone), PRL (prolactin), LH (luteinizing hormone), FSH (follicle-stimulating hormone), TSH (thyroid-stimulating hormone), ACTH (adrenocorticotropic hormone), MSH (melanocyte-stimulating hormone), en End (endorphin). -
Functie T3/T4
T3/T4 dragen bij aan normale groei en ontwikkeling in kinderen door de expressie van GH te stimuleren, wat weer invloed heeft op neuron- en botgroei. In volwassenen zorgen ze voor substraten belangrijk bij oxidatieve metabolisme (dit komt omdat ze thermogenetisch zijn en dus een verhoging van zuurstofconsumptie induceren). Ze kunnen ook interacteren met andere hormonen om zo metabolisme van eiwitten, koolhydraten en vetten te moduleren. Er wordt uiteindelijk meer T4 gemaakt, maar targetcellen zetten T4 vaak weer om naar T3 (door een iodine te verwijderen) door middel van deiodinase enzymen. -
Receptoren van T3/T4
De receptors waaraan T3/T4 kunnen binden zitten in de kern, waarna transcriptie geïnduceerd kan worden. -
T3/T4 hebben een remmende werking op
T3/T4 hebben een remmende werking op de hypothalamus en hypofyse, waarin de remming van de hypothalamus ervoor zorgt dat er minder TRH (thyrotropin-releasing hormone) wordt afgegeven, en remming van de hypofyse zodat er minder TSH (thyroid-stimulating hormone) wordt afgegeven. TRH werkt op de cellen in de hypofyse die TSH maken, en TSH stimuleert de schildklier weer tot het maken van T3/T4. -
Welke signalen kunnen ook TSH inhiberen
Andere signalen zoals dopamine en somatostatine kunnen ook TSH inhiberen, deze componenten komen dan uit de hersenen en worden gestimuleerd door thermische en calorische signalen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden