Stofwisseling - Organische stoffen - Eiwitten (proteïnen)
7 belangrijke vragen over Stofwisseling - Organische stoffen - Eiwitten (proteïnen)
wat is een primaire structuur van een eiwitmolecuul?
de primaire structuur van een eiwit molecuul wordt bepaald door de typen aminozuren die voorkomen in polypeptideketens en de volgorde waarin de aminozuren aan elkaar zijn gekoppeld.
Wat is een quartaire structuur van een eiwitmolecuul.
Daaronder verstaan we de specifieke manier waarop meerdere polypeptideketens samen een eiwit vormen. hierbij kunnen ook andere verbindingen worden gebonden. hemoglobine in rode bloedcellen bevat vier polypeptideketens die op een specifieke manier gevouwen liggen rond vier andere organische verbindingen. samen vormen ze een functionerend eiwitmolecuul.
wat is een secundaire structuur van een eiwitmolecuul?
de specifieke spiraalvorm van een polypeptide keten wordt de secundaire structuur genoemd. de meeste aminozuren maken bij hun peptide binding stees een bepaalde hoek ten opzichte van elkaar. hierdoor vertonen grote delen van een eiwitmolecuul een spiraalvorm. deze spiraal wordt alfa-helix genoemd. sommige aminozuren vormen waterstofbruggen met aminozuren en de erboven of eronder liggende winding van de spiraal. hierdoor is de alfa helix een zeer stabiele ruimtelijke vorm. op bepaalde plaatsen zorgt het aminozuur proline voor een knik in de spiraalvorm.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
wat is een tertiaire structuur van een eiwitmolecuul?
de tertiaire structuur van een eiwitmolecuul wordt bepaald doordat sommige aminozuren bindingen aangaan met aminozuren die vele windingen verderop in de polypeptide keten liggen. vooral het aminozuur cysteine speelt hierbij een belangrijke rol. de SH uiteinden van twee cysteine moleculen kunnen een covalente binding met elkaar aangaan: zwavelbrug. door deze zwavelbruggen wordt de alfa-helix op een bepaalde manier opgevouwen en krijgt de polypeptideketen zijn specifieke ruimtelijke vorm. ook andere krachten kunnen een bijdrage leveren zoals hydrofobe aminozuren die naar het drogere centrum van het eiwitmolecuul bewegen.
Noem 5 verschillende eiwitten met uitleg van hun functie.
1. Structuureiwitten: dienen als bouwstof, bijvoorbeeld keratine in de opperhuid, in haren in in nagels.
2. Receptoreiwitten: reageren op de aanwezigheid van bijvoorbeeld hormonen. Deze zitten in de celmembranen.
3. Transporteiwitten: vervoeren stoffen, bijvoorbeeld hemoglobine in rode bloedcellen
4+5. Plasma-eiwitten en antistoffen: maken deel uit van het bloedplasma.
Wat bepaalt de ruimtelijke bouw en de chemische eigenschappen in een eiwitmolecuul?
Wat is de functie van structuureiwitten?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden