Stofwisseling - De eiwitsynthese - Translatie

11 belangrijke vragen over Stofwisseling - De eiwitsynthese - Translatie

Wat kan je vertellen over de ruimtelijke vorm van tRNA? En hoe ontstaat deze vorm?

Deze vorm is enigszins opgevouwen. Dat komt doorat bepaalde delen zich door basenparing aan andere delen van hetzelfde molecuul binden.

Waar zit de anticodon? En wat kan deze doen?

Deze zit op een van de ongepaarde delen die als lus naar buiten uitsteekt. De stikstofbasen in dit anticodon kunnen zich door basenparing binden aan de stikstofbasen van een specifiek codon van een mRNA-molecuul

Als het stopcodon bereikt wordt bindt zich een speciaal molecuul aan het mRNA, welk molecuul?

Termination Factor
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het startcodon van mRNA?

Het startcodon is een specifieke nucleotidesequentie (AUG) in een mRNA-molecuul dat de start van de eiwitsynthese aangeeft. Het tRNA-aminozuurcomplex met het aminozuur methionine bindt zich aan dit codon. Iedere eiwitsynthese begint daardoor met het aminozuur methionine. Bij veel eiwitten wordt dit methionine in een latere fase weer afgekoppeld.

Welke DNA-sequentie verzorgt de erfelijke informatie voor het startcodon?

De erfelijke informatie op DNA wordt via mRNA overgedragen naar het cytoplasma voor de eiwitsynthese. Het startcodon van mRNA heeft de sequentie van stikstofbasen adenine, uracil, guanine (AUG). De nucleotidesequentie van de mRNA-streng is complementair aan de nucleotidesequentie van de template-streng van DNA. Bovendien heeft mRNA de stikbase uracil i.p.v. thymine. Adenine vormt een basenpaar met thymine. Cytosine vormt een basenpaar met guanine. Dus de nucleotidesequentie in DNA voor het startcodon AUG is = TAC.

Vertel de samenwerking van mRNA, tRNA en ribosomen in 5 stappen.

1. mRNA dat in het cytoplasma aankomt, wordt met zijn startcodon aan een klein ribosoomdeel gebonden

2. Een tRNA-methioninecomplex bindt zich aan het startcodon. Hierna wordt een groot ribosoomdeel gebonden.

3. Op de A-plaats wordt een volgend tRNA-aminozuurcomplex gebonden. De beide aminozuren gaan een peptidebinding met elkaar aan.

4. Het tRNA laat los van het startcodon en van de methionine. Het ribosoom schuift op naar het volgende codon op het mRNA. De A-plaats komt vrij voor een volgend tRNA-aminozuurcomplex.

5.Aan het stopcodon wordt een termination factor gebonden. De synthese van de polypeptideketen is voltooid.

Een ribosoom heeft twee actieve centra. In welk centrum vindt de binding van tRNA aan mRNA plaats?

Een ribosoom heeft de centra: A-plaats en P-plaats. Op de A-plaats bindt het anticodon van een tRNA-aminozuurcomplex zich aan het codon van het mRNA-molecuul.

Wat gebeurt er op de P-plaats van een ribosoom?

Nadat een tRNA-aminozuurcomplex op de A-plaats gebonden is een het codon van het mRNA, schuift het ribosoom door. Het gebonden complex schuift dan dus door naar de P-plaats. Daar gaat het aminozuur uit het complex een peptidebinding aan met het nieuw gebonden aminozuur van het tRNA-aminozuurcomplex op de A-plaats.

Hoe heet het molecuul dat aan het mRNA wordt gebonden als een stopcodon is bereikt? En wat doet deze?

Termination factor. Deze zorgt ervoor dat de polypeptideketen wordt losgemaakt en de synthese van de keten voltooid is.

Hoe ontstaan specifieke tRNA-aminozuurcomplexen?

Een tRNA-aminozuurcomplex ontstaat doordat er een aminozuurmolecuul kan binden aan een tRNA-molecuul onder invloed van enzymen.

Alle tRNA-moleculen hebben aan één uiteinde dezelfde drie ongepaarde nucleotiden. Welke zijn dit en welke functie hebben ze?

Dit zijn de nucleotiden CCA. Aan dit uiteinde kan een tRNA-molecuul een specifiek aminozuur binden.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo